Pakistan: Nauwelijks hulp in geïsoleerde dorpen van Kasjmir
Lal Din toont de identiteitskaarten van zijn twee zonen. Ze kwamen allebei om bij de aardbeving. Lal Din is 70, en hij is nu de enige man die voor zijn zes familieleden kan zorgen. De oude man sleept met een houten been dat hij opliep tijdens de oorlog tegen India in 1971. Zijn vierjarige kleinzoon kreeg tijdens de aardbeving een klap tegen het scheenbeen en kan niet meer lopen. Een maand na de ramp heeft hij nog steeds geen verzorging ontvangen. Lal Din vertelt zijn verhaal, omringd door zijn familie, temidden van de ruïnes van zijn huis: een hoop stenen, balken en ander puin, waar hier en daar een ontbindend lijk van een van hun zes koeien te zien is. De familie woont momenteel in een voorlopige hut, waarvan het dak enkel uit wat dekens bestaat.
Dilowali, het dorpje van Lal Din, is zeker niet het zwaarst getroffen door de aardbeving die Pakistan op 8 oktober trof. Ongeveer 40% van de huizen werd er volledig verwoest, de rest raakte redelijk zwaar beschadigd, maar minder dan in andere regio’s. Maar door zijn ligging - een ingesloten vallei dicht bij de controlegrens tussen het Indiase en Pakistaanse deel van Kasjmir, die tijdens de wintermaanden volledig van de buitenwereld afgesloten zal zijn – is dit een van de dorpen waar de hulpverlening het meest dringend is.
Op de dag van ons bezoek viel de eerste sneeuw. De dorpelingen vertellen dat de sneeuw tijdens de winter enkele meters dik kan liggen. Tijdens het winterseizoen blijven de inwoners normaal gezien zo veel mogelijk binnen en zitten ze in groepjes rond het vuur. Maar dit jaar, als de hulp niet tijdig arriveert en er niet voldoende tenten zijn, zou de winter hen wel eens fataal kunnen worden.
Een team van AZG levert een race tegen de klok en doorkruist de dorpen in de buurt – eigenlijk een reeks huizen verspreid over de steile flanken van de vallei – om de families op te sporen die het meeste hulp nodig hebben. De ploeg bestaat uit twee Belgen en een tiental Pakistani die allen uit de streek van Bagh, de districtshoofdstad, afkomstig zijn en die zelf slachtoffer zijn van de ramp. Verschillende onder hen hebben ook hun huis verloren. Sommigen verloren ook familieleden.
Elke dag ontwaakt het team bij het krieken van de dag en vertrekken ze in groepjes van twee voor een wandeling van acht tot tien uur. Ze bezoeken een voor een alle huizen om de behoeftes van elke familie vast te stellen. De vragen van de AZG-vrijwilligers Maksud en Shahid om dit te achterhalen zijn steeds dezelfde: “Uit hoeveel leden bestaat de familie?” “In welke staat verkeert het huis?” “Zijn de mensen in staat om op eigen kracht alles weer op te bouwen en zijn ze hier misschien al mee begonnen?”
In deze geïsoleerde regio, waar de mensen het gewoon zijn om bijna volledig in hun eigen onderhoud te voorzien, zijn veel families enkele dagen na de aardbeving al begonnen met de heropbouw. Ze recupereerden stenen en balken van hun oude huis om ernaast een nieuw huis te bouwen. Sommigen zijn zelfs al bijna klaar. Anderen, die zwakker en armer zijn, en waarvan de familie niet genoeg mankracht telt, zijn nog niet begonnen.
Sajid Hussein, de buurman van Lal Din is amper 20. Zijn vader overleed enkele jaren geleden en sindsdien is hij het gezinshoofd van een familie van acht. Niemand kwam om bij de ramp, maar hun acht koeien hebben het niet overleefd en hun huis is ingestort. Sajid Hussein raakte gewond aan de arm. Deze hangt er nutteloos bij en is waarschijnlijk gebroken. “Ik heb enkele tabletten gekregen”, vertelt hij als we hem vragen of hij werd verzorgd. Hij is nog niet kunnen beginnen met de heropbouw van zijn huis en zijn buren hebben hem niet geholpen.
Maksud, de vrijwilliger van AZG, verklaart dat de dorpelingen zich per familie hergroeperen en enkel elkaar helpen. Er is een grote groep, de familie Chaudrey, waar deze solidariteit lijkt te werken. De buren helpen elkaar bij de werkzaamheden. De families die in de minderheid zijn, moeten het alleen zien te redden. “Indien ik geen hulp van buitenaf krijg, zal ik de winter bij mijn oom, iets lager in de vallei, moeten doorbrengen”, zegt Sajid Hussein. Dit alternatief – het dorp verlaten – is ondenkbaar voor het overgrote deel van de inwoners. “De mensen willen op hun eigen grond wonen, het is alles wat ze nog hebben. Degenen die vertrekken [naar de ontheemdenkampen in de valleien] zijn lafaards”, bevestigt Chabeer Ahmed, een van de dorpshoofden.
Nadat de situatie van elke familie werd bestudeerd, overhandigt het team van AZG een kaart aan die mensen die volgens hen hulp nodig hebben bij het bouwen van een onderkomen voor de winter. Deze kaart geeft ze recht op een kit met materiaal die de komende dagen uitgedeeld zal worden. Deze kit bevat golfplaten, een zeil, bouwmateriaal, dekens, keukengerei en hygiënekits. Om van deze hulp gebruik te kunnen maken, moeten de inwoners van Dilowali echter nog de bergpas Haji Pir, een twintigtal kilometer verderop, oversteken. De vrachtwagens met de hulpgoederen uit Islamabad, op twee dagen reizen, kunnen de weg naar de vallei, die eerder op een wandelpad lijkt, namelijk niet berijden.
De dag na de identificatie van de slachtoffers wachten om zeven uur in de ochtend 17 vrachtwagens vol materiaal op de Haji Pir bergpas, op zo’n 2.700 meter hoogte. De omliggende toppen zijn bedekt met sneeuw. De lucht is donker en de koude bijt. Beetje bij beetje bereiken de mensen uit de vallei de top. Sommigen zitten met meer dan twintig bijeengepakt in en op een terreinwagen, maar het merendeel is te voet gekomen. De verdeling wordt georganiseerd en gaat na ongeveer een uur daadwerkelijk van start.
Bij het afroepen van hun naam gaat elke familie – over het algemeen vijf mannen – naar de vrachtwagens om 200 kilo materiaal te ontvangen, waarna ze met de last op hun rug naar de vallei terugkeren. “Bij de vorige verdeling, helemaal in het begin, leek het onmogelijk dat de mensen zoveel materiaal zouden kunnen dragen. Maar op het einde van dag bleef er uiteindelijk niets meer over”, vertelt Jean Pletinckx, verantwoordelijke voor de transporten van AZG. Die dag werden 200 kits uitgedeeld (één per familie, met een gemiddelde van zeven personen per familie). ’s Anderendaags werden nog eens 200 kits verdeeld. En volgende week moet een nieuw transport 400 extra kits brengen. Maar alleen als het weer het toelaat.
AZG schat dat in de loop van volgende week ongeveer 21.000 personen (3.000 families) een materiaalkit ontvangen zullen hebben. Toch lijkt Jean ongerust: “Als het blijft sneeuwen, zullen de vrachtwagenchauffeurs niet meer willen komen. Ze klaagden deze keer al dat de weg te gevaarlijk is.”