Sociale media

  • NL
Open the menu

Aardbeving Zuid-Azië - Dagboek uit Bagh


Allison Male is een Britse psychologe die al een hele tijd in België woont. Na Liberia en Burundi onderneemt de 36-jarige Allison momenteel in Pakistan haar derde opdracht voor AZG. Ze kwam amper enkele dagen na de aardbeving al aan in Kasjmir, en biedt er psychische en sociale bijstand aan overlevenden van de ramp. Vandaag kunt u meelezen in haar dagboek.



11 november

Ik heb Mariam bij haar thuis bezocht. Deze week zijn we begonnen met de thuisbezoeken. Onderweg zag ik kinderen in uniform, op weg naar school. Zij zijn gekleed in wit en zwart, en dragen gekleurde schooltassen op de rug. Een banaal, dagelijks beeld, als ze niet waren omringd door ineengestorte huizen en tenten. Maar het is geruststellend te zien dat het leven weer min of meer normaal wordt in Bagh. Ik probeer me soms in te beelden hoeveel tijd deze mensen zullen nodig hebben om van dit drama te herstellen. En ook hoe ze de winter zullen doorstaan. In sommige gebieden vallen er makkelijk enkele meters sneeuw. Bij mijn aankomst vraag ik aan de familie waar Mariam is. Ze wijzen naar een bed, in de tuin. Op het bed zie ik enkel een stapel dekens liggen. Wanneer ik de dekens een beetje wegtrek, zie ik Mariam, haar gezicht gezwollen door de tranen, haar ogen staren in het niets. Ik probeer haar recht te zetten, en begin haar haar te kammen. Ze laat me doen. Al gauw komt Selma, haar beste vriendin, bij ons zitten en beschrijft me hoe Mariam was voor de aardbeving. Een jong, actief meisje dat koranlessen gaf aan de kinderen van het dorp. Een jong meisje dat stiekem verliefd was. Selma vertelt hoe ze urenlang bespraken wat de beste manier was om haar vader te overtuigen om met deze geheime liefde te mogen trouwen. Ik zeg zijn naam luidop, en zie slechts een kleine reactie, dan wordt haar gezicht weer blank. Haar oudste broer komt er ook bij, en zegt me dat hij me de laatste keer iets vergeten zeggen is. De eerste psychiater die Mariam zag, heeft haar elektroshocks gegeven. Ik voel een enorme woede naar boven komen, maar slik het in…De schade is al gebeurd. Het enige dat ik nog kan doen, is zorgen voor Mariam’s toekomst. Ik roep de familie samen en stel hen voor haar vader in Saoedi-Arabië op te bellen, in de hoop dat het horen van zijn stem Mariam terug naar de realiteit brengt. En ik zeg hen ook dat Mariam naar het psychiatrisch instituut dient te worden overgebracht. Mariam is de laatste patiënte die ik zie, na vier weken verblijf in Bagh. Het is tijd om naar huis te gaan, mijn vervanger is al aangekomen.

9 november

Oh Mariam, hoe kan ik je helpen? Drie dagen na de aardbeving is ze in shock gegaan. Ze roept voortdurend om haar vrienden en haar vader. Haar vader is in Saoedi-Arabië, maar heeft nog niet veel van zich laten horen sinds de aardbeving. En haar vrienden zijn dood. Het enige dat ze doet als ze me ziet, is om haar vrienden roepen. Ze was vandaag zo overstuur, dat ik aan de verpleegster moest vragen haar een kalmeringsmiddel te geven. Ik voelde me er niet goed bij. Ik heb toen beslist van strategie te veranderen en haar vrijdag thuis te bezoeken. Als dat niet werkt, vrees ik dat ik haar zal moeten laten opnemen in de psychiatrische afdeling van Rawalpindi, maar dat is het laatste dat ik wil doen. Het voelt aan alsof ik op een bepaalde manier gefaald heb. Er zijn nieuwe mensen toegekomen die deel zullen uitmaken van het mentale gezondheidszorgteam. We zijn begonnen met het aannemen van gemeenschapswerkers, die van huis tot huis zullen gaan om naar de mensen te luisteren, omdat we vermoeden dat velen thuis in stilte lijden, en niet naar het ziekenhuis of de polikliniek gaan om hulp te vragen. De scholen zullen binnenkort weer beginnen, en de leerkrachten en leerlingen zullen al onze steun nodig hebben. Muhammed kwam vandaag bij mij. “Ik ga maandag terug naar school”, zei hij. “Eerst was ik erg opgewonden, maar nu voel ik me droevig, want alle herinneringen zullen terugkomen aan mijn vrienden die ik verloren ben.” “Wat kan je doen om door die moeilijke dagen te komen”, vroeg ik hem. “Ik zou graag hebben dat jij ook voor me bidt”, zei hij. Dus op 14 november, wanneer ik opnieuw in België ben, zal ik bidden voor Muhammed op zijn eerste schooldag.

7 november

Ze vraagt me of ik wil meegaan naar haar school. Noseba, onze nieuwe sociaal werkster, werkte sinds vijf maanden als leerkracht in de Springfield middelbare school. ‘Zo’n 200 doden’, zegt ze, als ik vraag hoeveel leerlingen er stierven. ‘Mijn lieve, lieve studenten’. Ik loop met haar mee over de stenen, over de boekentassen die her en der verspreid liggen, over schoolboeken, geopend op een Engelse grammaticales. We vinden een groep leerkrachten die samen zitten, en praten over de heropening van de scholen op 11 november. Dit keer zal het in tenten zijn, vertellen ze me. ‘Hoe denk je dat het zal zijn’, vraag ik. Een flauwe glimlach…‘We zullen ons best doen’.

5 november

Ik liep deze namiddag met een paar collega’s door de straten van Bagh. Iedereen wenste elkaar “id mubarak” toe, een gezegend feest. De Ramadan is afgelopen, en het is tijd voor drie dagen van feesten. Alhoewel de stad iets levendiger is geworden, met elke dag wat meer winkels die de deuren openen, hangt er nog steeds een wolk van droefenis over Bagh. Geen nieuwe kleren voor de kinderen, geen bezoekjes bij de familieleden die de aardbeving niet overleefden, geen geld voor een feestmaal…niemand heeft zin om te feesten, en we begrijpen waarom. Ons geestelijke gezondheidszorg-team wordt groter: twee Pakistaanse psychologen en drie sociaal werkers hebben de twee buitenlandse psychologen vervoegd. En we zullen nog meer mensen nodig hebben, want iedereen is het erover eens dat er een enorme nood is aan psychosociale hulp om deze mensen te helpen aanvaarden dat hun leven voorgoed veranderd is.

3 november

‘Ik voel me zo droevig’, vertelde hij me, toen ik vroeg hoe ik hem kon helpen. Voor me zat de religieuze leider van een dorpje uit de buurt. Zijn lange witte baard en zijn zachte bruine ogen zaten vol tranen. Ik dacht dat zijn droefheid verbonden was met zijn verlies, maar toen vertelde hij me dat het kwam door zijn bezorgdheid over de toekomst van zijn mensen. ‘Dit zijn tijden waarin men dicht bij God moet zijn, maar als ik om me heen kijk, zie ik hoe de mensen zich steeds meer van God verwijderen. De dorpelingen plunderen, en trekken hulpgoederen uit de handen van hun buren.’ Dit blokkeerde hem dusdanig dat hij zelf niet langer kon bidden, of met zijn gemeenschap over geloof kon praten. Wat kon hij doen, als belangrijke religieuze leider, vroeg ik hem. Hij ademde diep in, en zei dat hij zou wachten tot de mensen opnieuw een normaal leven zouden leiden, en weer naar hem zouden luisteren. ‘Maar waarom wachten?’, vroeg ik. Ik kon zien hoe hij zijn rug opnieuw rechtte. Ik vertelde hem dat ik vereerd zou zijn om met hem samen te werken in zijn dorp, en dat een deel van mijn job er uit bestond om naar de gemeenschappen toe te gaan, en hen te vertellen over hun mogelijke reacties na een aardbeving, en wat ze als een gemeenschap konden doen om anderen te helpen. Er stonden lichtjes in zijn ogen toen hij me een datum, een plaats en een uur gaf om te komen.

1 november

Het is nu twintig dagen geleden dat AZG-België toekwam in Bagh, Kasjmir. Twintig dagen later zijn er 31 buitenlandse medewerkers aan de slag, en 100 Pakistani die de handen uit de mouwen steken waar het nodig is. We ondersteunen het districtsziekenhuis met medische, logistieke en psychologische hulp, we hebben een poliklinische afdeling voor basisgezondheidszorg in Bagh, Birpani en Mallot, waar ook een psycholoog geregeld aanwezig is, en onze teams blijven erop uit trekken, op zoek naar plaatsen waar nog geen hulp toekwam, en om medische bijstand te bieden. We distribueren bouwmateriaal, hygiënische kits en tenten aan de zwakkeren en meest geïsoleerde mensen. En we zijn zopas begonnen met hygiënische voorlichting aan de getroffen bevolking. Twintig dagen, maar het lijkt alsof ik hier al zoveel langer ben. Is het omdat ik in contact ben gekomen met de diepste emoties van deze mensen, waardoor mijn ervaringen zoveel intenser zijn? Ik heb vandaag Omer ontmoet. Hij is zijn beste vriend verloren tijdens de aardbeving. Ze speelden altijd voetbal samen, en hij vertelde me dat zijn vriend elke bal kon pakken die hij in zijn richting schopte. Ik vroeg hem een tekening te maken voor zijn vriend, en hem te bewaren tot de dag dat hij de familie van zijn vriend zou kunnen bezoeken. Daarna vroeg ik hem ook een tekening te maken van de dag van de aardbeving. De tekening stond vol met dode lichamen, met mensen die om hulp schreeuwden onder de stenen. “Dat ben ik”, zei hij, wijzend op een kleine jongen die door een straat rent die zich in tweeën splijt, trekkend aan de hand van zijn broer. Ik vroeg hem of hij bang was voor een nieuwe aardschok, door alle verhalen die de ronde doen en mensen die dit voorspellen. Nee, zei hij met een wijs gezicht…als mensen echt een aardbeving kunnen voorspellen, zouden ze die van 8 oktober ook voorspeld hebben.

31 oktober

De individuele verzoeken voor psychologische hulp nemen elke dag toe. Om meer mensen te kunnen bereiken, besliste ik vandaag om met groepstherapie te starten. Drie erg verschillende mannen waren aanwezig, maar alledrie met de gemeenschappelijke ervaring van hoe de aardbeving hun leven veranderde. Alhoewel hun verhalen erg verschillend waren, hadden ze veel dingen gemeen. De angst voor een nieuwe beving, schuldgevoelens omdat ze de kracht niet hadden om de Ramadan te volgen, bezorgdheid over de nabije toekomst – waar zouden ze de wintermaanden doorbrengen? – wat zou er gebeuren met de opleiding van hun kinderen? Een man, een leraar, raakte gewond toen hij de dertig kinderen van zijn klas redde, maar verloor 65 familieleden. ‘Ik heb voortdurend deze droom’, zei hij, ‘waarin ik mijn hele familie levend terugzie en we beslissen een loopwedstrijd te houden…We beginnen lopen, maar ik ben de enige die de eindstreep haalt.’

29 oktober

Ik kon het niet laten om naar zijn handen te kijken, hij gebruikte ze voortdurend terwijl hij praatte. Toen zei hij me dat hij voor de aardbeving timmerman was geweest. Hij was z’n vijfjarig dochtertje verloren, zijn echtgenote was zwaargewond, maar hij was gezond, en hij had zijn handen…handen die jeukten om aan de slag te kunnen gaan, jeukten om zijn vernielde huis her op te bouwen. Maar hij had geen gereedschap om eraan te beginnen. Ik kon zien dat hij een trots man was, een verantwoordelijke vader. Toen de aardbeving plaatsvond, was hij buiten zijn huis een vuurtje aan het stoken. Op enkele seconden tijd zag hij hoe de begraafplaats vlakbij “ontplofte”, en de beenderen door de lucht vlogen, net als de stenen, ‘alsof ze niks wogen’, zei hij. Als ik mensen vraag wat er op hun hart ligt, zeggen ze vaak dat het is alsof er een steen op hun hoofd ligt, alsof ze een zwaar gewicht op de rug dragen. Maar deze man voegde eraan toe dat hij ook een steen op zijn hart had liggen. Hij vertelde me dat hij zijn leven op een goede manier wilde leiden, dat het voor hem moeilijk was om hulp te smeken. Maar dat had ertoe geleid dat vele mensen in zijn dorp al tenten hadden ontvangen, en hij niet. Het deed hem pijn om te zien dat de dorpelingen die ooit zo zorgzaam en genereus waren geweest, plots zo egoïstisch waren geworden. Hij balde zijn handen. Het maakte hem zo kwaad, zei hij. Zijn handen openden opnieuw toen ik zei dat ik hem bewonderde voor zijn moed de juiste weg te kiezen, en dat ik geloofde dat hij de kracht had om die zware steen van zijn hart te verwijderen.

28 oktober

Ik herkende haar nauwelijks toen ze voorbij liep, en herinnerde me toen dat ik haar enkele dagen geleden gezien had in de gezondheidspost. Haar vader had zijn zesjarige dochtertje binnengebracht omdat ze sinds de aardbeving niet langer wilde eten. Ik vroeg haar wat haar favoriete eten was. ‘Een appel’, zei ze. Toen de aardbeving plaatsvond, was ze net op bezoek bij haar tante, die ver buiten Bagh woont. Toen ze terug thuiskwam, ontdekte ze dat haar huis volledig vernield was. Ze vond het leven in de tent maar niks, en vroeg zich af wat er met al haar speelgoed was gebeurd. Ik gaf haar wat vitamines, en zei dat vitamines op appels leken. En dat ze, wanneer ze opnieuw zin had om een appel te eten, mocht stoppen met het nemen van de vitamines. Ze zag er zo anders uit deze ochtend. Ik zei haar vader goedendag volgens de lokale traditie, en vroeg hem hoe het ging met zijn dochter. Veel beter, antwoordde hij, en bedankte me voor de hulp. Ze liepen door, hand in hand. Toen draaide het meisje zich om, en rende terug mijn richting uit. ‘Ik heb gisteren weer een appel gegeten…’, verklapte ze.

27 oktober

Ik ben ongerust over dit meisje van zeven. Ze is haar grote zus verloren tijdens de ramp, en heeft zelf een been gebroken. Haar nieuwe Barbiepop ligt onaangeraakt op haar bed. Ze houdt enkel haar moeders’ sjaal vast, en kijkt me aan met een lege blik. Ik heb geprobeerd om haar verhaaltjes voor te lezen, heb haar kleurboeken getoond, maar niks wekt haar interesse. Ik besluit haar alleen te laten, en deze namiddag nog eens langs te komen.
Als ik in de namiddag opnieuw passeer, vertelt mijn tolk me dat het meisje ontslagen is, maar dat ze het kleurboek heeft meegenomen. Gelukkig… Het is de periode van de Ramadan, en de mensen blijven vasten, ondanks hun moeilijke levensomstandigheden. Ik hou van dat moment in de dag waarop ze hun voorbereidingen treffen om ’s avonds een maaltijd te nuttigen. Ik beslis om te voet terug te keren van het ziekenhuis, terwijl de zon langzaam ondergaat boven deze vernielde stad. De geur van wierrook komt me tegemoet. Ik zie families samenkomen op het kerkhof. Ik merk op dat de stadsklok is blijven stilstaan om 08h45. De aardbeving vond plaats om 08h55.

26 oktober

Hij was de laatste twee weken tien kilogram vermagerd en had al enige tijd hoge koorts. Er werd mij gevraagd of ik eens met deze man wilde spreken. Ik ontdekte dat hij deel uitmaakte van een reddingsteam, en dode lichamen uit de brokstukken moest verwijderen. Hij vertelde me over de ledematen die hij in het puin aangetroffen had. Maar het ergst van al, vond hij, was de amputatie geweest van de arm en het been van zijn neef om het lichaam te kunnen bevrijden. Ik vroeg hem of hij zich schuldig voelde. Hij knikte en ik kon zien hoe zijn lichaam begon te trillen. Ik vroeg hem dan of hij zichzelf kon vergeven. Zijn eerste reactie was een korte glimlach. Vervolgens antwoordde hij me dat enkel God hem kon vergeven...

25 oktober

Een vrouw vroeg me vandaag of ik goed eet en slaap. Ze vertelde me dat ze 300 mensen uit haar gemeenschap in Mallot verloren had, net als zeven nabije familieleden. Ik zei haar hoe het me verbaasde dat zij bezorgd was om mij, en vroeg haar wie zich om haar bekommerde… Ze praatte en praatte, en vertelde hoe ze het mooie haar van haar dochter kamde, en hoe trots ze was op haar zoon die thuiskwam met drie diploma's. Hoe ze 25 jaar van haar leven besteed had aan het opvoeden en laten studeren van haar kinderen, en dat God hen in twee minuten van haar had weggerukt. En hoe ze hoopte dat hij ook haar snel uit het leven zou wegnemen, omdat er geen enkele reden meer was om nog verder te leven. Ik heb verhalen gehoord van mannen die zichzelf doodschoten, omringd door de dode lichamen van hun familieleden. Ook zij zagen geen reden meer om nog voor te leven. Ik maak me nog het meest zorgen om de patiënten in het ziekenhuis. Vooral de kinderen raken me diep. De blik van pijn in hun ogen, het verlies van levenslust. Een aantal van hen wil niet eten, anderen niet spreken, en een meisje begon te schreeuwen toen ik naar haar been in het gips keek. We geven hen kleurpotloden en lezen verhaaltjes voor met de bedoeling hun volledig door elkaar gehaalde leven weer iets normaler te laten lijken.

22 oktober

In onze basis in de meisjesschool werd een bijkomende poliklinische afdeling ingericht. Mensen komen er met kleinere lichamelijke klachten, maar met een grote behoefte om hun vertaal te vertellen. Erl werden vandaag ook drie baby's geboren... het leven gaat verder. Er gebeuren ook mirakels. Een jongetje dat 10 uur onder het puin lag, overleefde de ramp, maar heeft een longontsteking. Ik heb de indruk dat ik door een onwerkelijke wereld wandel. Het normale leven komt stilaan weer op gang. Kleine winkeltjes met verse groenten openen hun deuren, mensen wassen kleren. Maar met als achtergrond een volledig verwoeste stad, met gebouwen waaronder nog slachtoffers van de aardbeving liggen. Op bepaalde punten in de stad ruik ik de dood, en ik probeer me het leven van deze mensen in te beelden vóór de aardbeving alles verwoestte.

21 oktober

Ik voel de behoefte om de patiënten in het ziekenhuis opnieuw op te zoeken. Ik zie dat hun fysieke pijn wegtrekt, maar dat hun emotionele pijn toeneemt. Mensen beginnen steeds meer te beseffen wat ze verloren hebben, en stellen zich vragen over hun toekomst. Familieleden van de patiënten zitten samen en delen hun leed.

20 oktober

We starten met poliklinische verzorging in Bir Pani, een dorp op 20 km van Bagh. Er is niets overgebleven van de bestaande gezondheidsvoorzieningen. Ik leg aan de mensen die buiten op de banken wachten uit waarom ik daar ben, en ik toon hen de plek waar Fatma en ik naar hen willen luisteren. Een na een komen de mensen tot bij ons. De eerste man vertelt me hoe hij zijn vrouw en drie kinderen verloor, samen met het huis dat hij eigenhandig bouwde. Hij wil zich als een man gedragen en durft niet te huilen waar ik bij ben, maar wanneer ik hem vraag waar hij de kracht zou kunnen vinden voor de volgende dagen, laat hij zijn tranen de vrije loop, deelt hij zijn verdriet met mij. Een andere jongen komt me vertellen dat hij vorige zaterdag op weg was om vruchtensap voor zijn grote zus te kopen, zoals elke zaterdag. Maar toen hij thuis kwam, lag zijn zus begraven onder de overblijfselen van hun huis. Hij weet niet aan wie hij nu het vruchtensap moet geven. Zoveel verhalen… zoveel drama’s. Ik vraag me af waar deze mensen de kracht gaan halen om er weer bovenop te komen. Ik pak onze stoelen weer in en vraag aan Fatma hoe ze zich voelt. Iemand roept me. Het de man die die dag het eerst naar me toekwam. Hij geeft me wat groenten uit zijn tuin. ‘Moge God jou en jouw familie zegenen’, zegt hij. En ik besef dat ik inderdaad gezegend ben.

19 oktober

We geven ondersteuning aan wat ooit een districtsziekenhuis was. De patiënten stromen er nog steeds toe. Sommigen wachtten dagen met hun verwondingen in hun dorp, niet in staat hulp te zoeken. Ik zit naast de patiënten op het bed, net als Fatma, die tolkt. We luisteren naar hun verhalen. Verhalen over hoe ze geliefden verloren, hoe ze hun kinderen trachtten te bevrijden, en daar soms niet in slaagden. De tranen wellen op terwijl ze vertellen. Eerst proberen ze deze tegen te houden, maar wanneer ik zeg dat ze mogen huilen, breekt er iets in hen. Soms blijven we gewoon zwijgend zitten, terwijl ik hun hand vasthoud.

18 oktober

Ik ga op zoek naar mensen die met mij willen samenwerken. Maar iedereen is zo druk bezig met zijn eigen 'overleven', dat dit een onmogelijke taak lijkt. Sommigen zeggen dat 80% van de bevolking van Bagh omgekomen is. Tweederde van elke leeftijdsgroep. Op het moment van de aardschok waren de meeste kinderen op school, en de vrouwen thuis om voor hun gezin te zorgen. Ik zie steeds meer auto’s met gezinnen die de streek verlaten. Mensen vertellen me dat het Gods wil was, en dat God hen gestraft heeft voor hun zonden. Bij toeval ontmoet ik Fatma die als leerkracht werkte in de lagere school van de Pearl Valley School. Ze kon al haar kinderen veilig uit het gebouw evacueren. Ondertussen heeft ze er genoeg van om alsmaar in haar tent te zitten, en wil ze me graag helpen.

17 oktober

Ik besluit het schoolhoofd van de meisjesschool op te zoeken. Ze woont net naast de school en onze basis, en ontvangt me in een ruimte waarvan ik vermoed dat het de keuken is. Enkel de muren zijn overeind gebleven. Ze vertelt me hoe de aarde beefde die bewuste ochtend van 8 oktober, enkele minuten voor 9 uur. Hoe ze op de grond viel en zag hoe het schoolgebouw ineenstortte. Haar leerlingen riepen om hulp. Ik zie de tranen in haar ogen. Ze vertelt me dat ze naar Islamabad wil vertrekken, maar het gevoel heeft dat ze de school niet kan verlaten zolang niet alle dode lichamen geborgen zijn. Op dat moment komen er twee leerlingen binnen. Ze overleefden de aardbeving en brengen een bezoekje aan het schoolhoofd om te zien of ze kunnen helpen. Ik kijk toe terwijl ze look pellen en tomaten snijden. Dagdagelijkse handelingen kunnen erg therapeutisch werken. De leerlingen nodigen me uit om naar hun verwoeste huis te komen kijken, en even later steken we de rivier over naar de andere kant van de bergen. Onderweg zie ik mensen die tussen de stenen op zoek zijn naar bruikbare voorwerpen. Een van de meisjes vertelt me dat haar huis verliezen, hetzelfde aanvoelde als haar moeder verliezen. Haar huis was een veilige plaats waar ze welkom en aanvaard was, een plaats met veel herinneringen en familie. Haar gezicht wordt plots droevig wanneer ze besluit dat ze nooit meer zo’n 'thuis' zal hebben.

15 oktober

Wanneer ik uit de tent kom, word ik in alle hevigheid geconfronteerd met de werkelijkheid in Bagh. Overal stenen en stof, slechts enkele huizen die nog overeind staan. Er heerst een enorme chaos. Een aantal dokters, vrijwilligers, hebben gezondheidsposten opgezet. Mensen met allerhande verwondingen staan aan te schuiven. Sommige patiënten worden door familieleden op een draagbed gebracht, anderen worden op de rug gedragen. De wonden zien er vreselijk uit, maar het meest word ik nog getroffen door de combinatie van wanhoop en pijn in hun ogen. Een massa mensen verzamelt zich rond enkele pas aangekomen vrachtwagens. Ze hopen voedsel en tenten te krijgen. De winter staat voor de deur...hoe zullen ze overleven zonder woning? Wat kan ik doen om deze mensen gerust te stellen, terwijl alles hier vernield is, en zelfs de basisnoden niet vervuld worden? Ik weet dat het belangrijk is om beschikbaar te zijn, om naar hen te luisteren, en hun problemen te erkennen. Ik weet dat, door hen uit te leggen welke psychologische en fysieke problemen ze kunnen hebben, en hen hierover gerust te stellen, ik hen kan helpen sterker te worden, en hun leven terug in handen te nemen. Zo zullen ze deze afschuwelijke ervaring te boven kunnen komen. Maar ik weet niet waar te beginnen…

14 oktober

Ik zit in een busje op weg naar Bagh, een streek waar de aardbeving hard heeft toegeslagen, en waar onze hulp meer dan nodig is. Ik moet de hele tijd overgeven. Ik hoop dat de rusteloosheid me niet verzwakt heeft. Maar eigenlijk denk ik dat mijn maag gewoon van streek raakte door de vliegtuigreis, of door het eten aan boord. We komen maar langzaam vooruit, en ik zie massa’s busjes met hulpgoederen die ook onderweg zijn naar Bagh. Allemaal hulp van familie of gewoon van mensen die willen helpen. Na iedere berg die we oversteken verwacht ik enorme verwoestingen te zien, maar het is laat en donker wanneer we in Bagh aankomen. Een aantal teamleden hebben een basis opgezet op het terrein van de meisjesschool. Dit gebouw met drie verdiepingen is volledig ingestort. In de kelderverdieping werden 40 tot 50 mensen levend begraven. Ik zie ineens een beeld voor me met jonge meisjes die om hulp roepen, maar probeer dit van me af te zetten.

13 oktober

Ik wacht in de luchthaven op mijn vliegtuig naar Islamabad. Ik voel me op de een of andere manier rusteloos en bang. Ik hoop dat ik sterk genoeg ben voor het leed dat de aardbeving bij de bewoners veroorzaakt heeft.

11 oktober

Ik kreeg net een telefoontje van mijn aanwervingsverantwoordelijke. “Allison, we hebben je nodig in Pakistan, kan je gaan?”
Al na twee seconden zeg ik overtuigd: “ja”.