Waar honger geen headlines haalt: ondervoeding in Tsjaad
Terwijl de blik van de wereld gericht is op de oorlog in het buurland Soedan en de vluchtelingenkampen in het oosten van Tsjaad, woedt elders in het land een minder zichtbare maar even verwoestende crisis. Miljoenen mensen kampen met ondervoeding — een noodsituatie die zich langzaam voltrekt, jaar na jaar, en vooral kinderen treft.
Vandaag leven 5,7 miljoen mensen in Tsjaad met ondervoeding. Daarvan bevinden 3,6 miljoen zich in ernstige voedselonzekerheid. Conflicten, ontheemding, klimaatschokken en een verslechterende economie versterken elkaar en duwen kwetsbare gezinnen steeds verder richting de afgrond. Voor veel kinderen is ondervoeding geen eenmalige tegenslag, maar een terugkerende realiteit.
Minder hulp, meer nood
In een land waar voedseltekorten structureel zijn, komen forse besparingen in humanitaire hulp bijzonder hard aan. Tijdens het hongerseizoen — van juni tot september — daalde de voedselhulp van het Wereldvoedselprogramma (WFP) dramatisch. In 2024 bereikten zij nog meer dan één miljoen mensen; in 2025 zijn dat er nog amper 118.000, in de provincies Kanem, Barh El Gazel en Ouaddaï.
Ondervoeding aanpakken vraagt meer dan noodhulp alleen. Het vereist een gecoördineerde aanpak die begint in de gemeenschap: vroege opsporing, snelle behandeling en toegang tot voedsel en basisdiensten vóór de situatie escaleert. Gezondheidscentra moeten bovendien beschikken over aangepaste medicatie en voldoende opgeleid personeel voor ernstige gevallen. Want zelfs na herstel kan ondervoeding blijvende fysieke en cognitieve gevolgen hebben.
Oranje of rood
Oranje, oranje, rood, rood, rood. In Bla Kouka, in de westelijke provincie Hadjer Lamis, volgen de kleuren elkaar op. Het zijn de kleuren van de MUAC-band, die de bovenarmomtrek van een kind meet. Oranje staat voor matige acute ondervoeding, rood voor ernstige ondervoeding.
Onder een eenvoudige schuilplaats van hout en zeil wachten een twintigtal vrouwen met hun kinderen op screening. Twee ‘MUAC-mama’s’ — vrouwen uit de gemeenschap die hiervoor zijn opgeleid — meten geduldig elk kinderarmpje. Bij de negen maanden oude Adam Moussa kleurt de band rood.
“We zaten al in het programma,” vertelt zijn moeder Zara Adam. “Adam werd opgenomen in Massakory, drie uur rijden van de hoofdstad. Maar na ons vertrek werd hij opnieuw ziek. Ik heb nog vier andere kinderen, van wie er twee ook al ondervoed waren.”
Na consultatie en behandeling met Plumpy’Nut — een energierijk therapeutisch voedingsmiddel op basis van pinda’s — wordt Adam opgenomen in het ICCM+-programma, een gemeenschapsgericht zorgmodel dat wordt uitgevoerd door Artsen Zonder Grenzen (AZG), het ministerie van Volksgezondheid en lokale gemeenschappen.
Via 21 zorgpunten in het district Massakory krijgen kinderen van 6 tot 59 maanden en zwangere en borstvoedende vrouwen toegang tot basiszorg: van malaria en ondervoeding tot luchtweginfecties en vaccinaties. Lokale gezondheidswerkers, opgeleid door AZG, zorgen voor opvolging en verwijzen door naar het ziekenhuis wanneer nodig. Deze aanpak maakt zorg bereikbaar én duurzaam — ook op lange termijn.
Wanneer seizoenen levens bepalen
Naast chronische ondervoeding verslechtert de situatie elk jaar tijdens kritieke periodes: het regenseizoen, de maanden vóór de oogst en pieken in ziekten zoals malaria. Samen zorgen ze voor terugkerende gezondheidscrisissen.
In augustus 2025 startte AZG een noodinterventie in het ziekenhuis van Am Timan, in het oosten van Tsjaad. In een ziekenhuiskamer bladert een gezondheidsvoorlichter door een prentenboek met Kadija Mahamad Zen, die haar éénjarige dochter Youssoura Adam vasthoudt.
“Toen mijn dochter ziek werd aan het begin van het regenseizoen, moest ik mijn schoonfamilie overtuigen om haar naar een gezondheidscentrum te brengen,” vertelt ze. “Daar konden ze haar niet helpen en werden we doorverwezen naar dit ziekenhuis.”
Door de massale toestroom van patiënten moest het ziekenhuis extra bedden plaatsen. Tussen september en oktober liep de bezettingsgraad op tot 108 procent. Ondervoede kinderen hebben vaak een verzwakt immuunsysteem, waardoor ze vatbaarder zijn voor infecties en langer opgenomen blijven.
Herstel is niet het einde
Ondervoeding stopt niet wanneer een kind weer aankomt in gewicht. De gevolgen — zowel lichamelijk als cognitief — kunnen een leven lang doorwerken.
In het Toukra-ziekenhuis, aan de rand van N’Djamena, probeert AZG via een pilootproject van de AZG Foundation deze langetermijneffecten te beperken. Drie Tsjadische kinesitherapeuten worden er opgeleid door een specialist in pediatrische revalidatie om kinderen te helpen bij psychomotorische achterstand.
“Het doel is om kinderen zo vroeg mogelijk opnieuw in beweging te krijgen,” zegt Lucie Saint Louis, klinisch specialist pediatrische revalidatie. “Zonder begeleiding riskeren ze blijvende functionele beperkingen.”
Na enkele sessies herwinnen sommige kinderen al hun bewegingsdrang en halen ze een deel van hun ontwikkelingsachterstand in.
Een crisis die niet vanzelf verdwijnt
Ondervoeding in Tsjaad is geen tijdelijke noodsituatie, maar een crisis die al decennia aansleept. Ze is het resultaat van diepgewortelde structurele problemen: armoede, beperkte bestaansmiddelen en gebrekkige toegang tot voedsel, verergerd door droogte, mislukte oogsten en onvoorspelbare regenval.
Medische zorg alleen volstaat niet om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Structurele oplossingen zijn dringend nodig. Dat vraagt samenwerking tussen de Tsjadische overheid, humanitaire en ontwikkelingsorganisaties — met investeringen in veerkrachtige landbouw, betere toegang tot water, lokaal waterbeheer en versterkte voedselopslag in gemeenschappen.
Want zolang honger stil blijft, blijft deze crisis voortduren.