Uitzichtloze situaties voor moslims in Carnot, CAR
Meer dan 90 procent van de moslims die in het westen van de Centraal-Afrikaanse Republiek leefden, is gevlucht voor het geweld. De groep die overblijft wordt beschermd door een internationale troepenmacht. Toch wordt de situatie steeds moeilijker.
Voor de katholieke kerk in Carnot, een stadje in het westen van de Centraal-Afrikaanse Republiek, knielen moslims om te bidden. De toegang wordt bewaakt door Kameroense militairen van de vredesmacht van de Afrikaanse Unie, de MISCA. De vluchtelingen slapen op matten in de kerk. Op zondag gaan ze naar buiten, om ruimte te maken voor de mis.
Deze vluchtelingen werden hierheen gebracht door MISCA, om hun veiligheid te kunnen garanderen. Op het domein van de kerk bevinden zich zowat duizend mensen met verschillende etnische achtergronden, maar allemaal moslims. Het terrein is maar half zo groot als een voetbalveld en de levensomstandigheden zijn er moeilijk.
Wraakacties
De rest van Carnot is onder controle van de Anti-balakas, een hoofdzakelijk christelijke zelfverdedigingsmilitie. Zij namen de stad in begin februari, nadat president Michel Djotidia ontslag had genomen in januari. Djotidia was aan de macht gekomen in maart 2013, na een staatsgreep door Seleka, een alliantie van verschillende rebellengroepen met islamitische achtergrond. Maar na de terugtrekking van Seleka werden veel moslims slachtoffers van wraakacties, ongeacht of ze nu Centraal-Afrikaanse burgers, gastarbeiders of nomaden waren. Volgens schattingen vielen er meerdere duizenden slachtoffers.
“Op 5 februari vielen de Anti-balakas ons dorp Guen aan. Mannen en jongens, waaronder onze echtgenoten, werden voor onze ogen geëxecuteerd. En dan werden hun lijken verminkt,” vertelt Z., een jonge moslimvrouw in Carnot. “De Kameroense militairen brachten ons naar de kerk van Carnot. Het is hier heel moeilijk. Mijn baby is gestorven aan een infectie. Hij was maar een maand oud,” zegt S., de stiefzus van Z.
Machetes
Maar buiten de bewaakte enclave is het nog gevaarlijker. Dat mocht D. ondervinden, toen hij de diamantmijn die hij leidt wou bezoeken. “Ik ging naar de mijn om mijn deel van de winst op te halen. Maar Anti-balakas vielen me aan met machetes, op vijfhonderd meter van de kerk.” D. werd verzorgd door een team van Artsen Zonder Grenzen.
Artsen Zonder Grenzen steunt het ziekenhuis in Carnot al sinds 2010. Het is vandaag de enige plaats waar moslims en christenen samen kunnen verblijven, als neutrale plaats. Maar de moord op achttien mensen in het ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen in Boguila toont aan dat ook ziekenhuizen niet altijd gespaard blijven van het geweld.
Ziektes, regen, en overbevolking
Overbevolking is een probleem geworden op het kerkdomein. De helft van alle vluchtelingen zijn kinderen jonger dan vijftien jaar. Nu het regenseizoen begonnen is, steken ook malaria en diarree de kop weer op.
“We zorgen voor medische hulp, voor voedsel en drinkwater, en we hebben latrines gebouwd. Maar het is elke dag een strijd om de mensen hier het minimum om te overleven te kunnen bieden,” zegt Fabio Biolchini, die het project van Artsen Zonder Grenzen in Carnot leidt. “Er moet heel snel een andere oplossing gevonden worden.”