Aanval in Rann: duizenden mensen op de vlucht naar Kameroen
Na een gewelddadige aanval op de stad Rann, in het noordoosten van Nigeria, op maandag 14 januari, zijn duizenden mensen op de vlucht. Zij zoeken hun toevlucht net over de grens in Bodo, Kameroen, 7 km verderop. Artsen Zonder Grenzen, dat in de buurt een project beheert, is meteen begonnen met het verlenen van medische hulp in Bodo. Een team van medische en logistieke staf heeft voedsel en water verdeeld en biedt medische noodhulp. Onder de slachtoffers van de aanval zijn heel wat kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.
"Ons team in Bodo schat dat ongeveer 8000 mensen zijn aangekomen gisteren (15 januari) en we verwachten dat er vandaag nog enkele duizenden zullen bijkomen”, verklaart Hugues Robert, programmadirecteur voor Artsen Zonder Grenzen in Nigeria. “We bereiden ons voor om in de komende dagen 15.000 mensen te helpen met voedsel, water en medische zorg. Velen kwamen binnen in een shocktoestand en waren duidelijk overstuur door wat ze hadden gezien. De meesten van hen waren genoodzaakt hun hele hebben en houden te moeten achterlaten."
Grote delen van de stad Rann werden verbrand, waaronder huizen en schuilplaatsen. Ook de markt en voedselwinkels zijn vernietigd. De opslagplaats, het kantoor en de apotheek van Artsen Zonder Grezen werden geplunderd en platgebrand. Lege dozen met medische benodigdheden lagen buiten op de grond.
"Dit is echt verwoestend voor de mensen in Rann", gaat Robert verder. "Ze lijden eindeloos aan geweld. En nu moeten ze dit verwerken. Hoeveel keer is dat nog mogelijk? De bevolking van Borno blijft de prijs betalen voor dit genadeloze conflict. Alle strijdende partijen moeten de veiligheid van burgers respecteren.”
"Rann was als een kerkhof"
Verpleegkundige Isa Sadiq Bwala is net terug van Rann, in het noordoosten van Nigeria. Wat hij zag heeft een diepe indruk op hem nagelaten.
"Wat me opviel toen we aankwamen in Rann was de stilte. Meestal bruist het er van het leven, maar gisteren was het griezelig en stil, als een kerkhof. En meestal rennen en spelen de kinderen, maar gisteren stonden de enige mensen die ik zag stil rond te kijken, angstig.
De stad is verwoest. Ik was er kapot van.
Veel delen van de stad zijn verbrand. Er hing nog steeds rook in de lucht en hier en daar brandden nog kleine vuurtjes. Ik ontmoette een vrouw die net haar bejaarde moeder had begraven. Zij was gestorven in de brand omdat ze niet meer uit het huis kon ontsnappen. Ze is van binnen verbrand, omdat ze niet aan het vuur kon ontsnappen.
Ook de infrastructuur van Arsten Zonder Grenzen is platgebrand. Het enige dat overblijft zijn stapels as. Toen ik aankwam, stond de tent waar we onze apparatuur opbergen nog in brand. De gebouwen van andere humanitaire organisaties zijn ook geplunderd en verbrand. Gelukkig zijn al onze medewerkers in Rann veilig.
Ik zag een lange rij mensen vertrekken naar Kameroen - vrouwen, kinderen en mannen, van alle leeftijden. Sommigen hadden ezels, maar velen droegen gewoon hun bezittingen. Degenen met wie ik sprak zeiden dat ze weggingen omdat ze te bang waren om te blijven.
Er blijft toch niet veel over voor hen om te blijven: hun huizen zijn weg en ik weet niet waar ze van zullen leven.”