Mijn zoon is de duizendste patiënt die ebola overleefde
Sinds de start van de ebola-epidemie in West-Afrika heeft Artsen Zonder Grenzen ruim 4.500 patiënten opgenomen in haar behandelcentra. Mensen lijden en sterven. Én overleven. Alexander Kollie werkt als gezondheidsvoorlichter voor Artsen Zonder Grenzen in Liberia. Zijn zoon, Kollie James, werd onze duizendste patiënt die ebola overleefde. Alexander vertelt hun verhaal.
“Zaterdag 21 september is een dag die ik nooit meer zal vergeten. Ik was op pad om mensen te informeren over ebola. Hoe bescherm je jezelf en je familie? Wat moet je doen als iemand symptomen vertoont? Heeft iedereen het speciale telefoonnummer van Artsen Zonder Grenzen in geval van nood?”
“Aan het einde van de dag werd ik gebeld. Ik herkende het nummer van mijn vrouw. Maar toen ik opnam, sprak er niemand tegen me. Mijn vrouw verbleef op dat moment in hoofdstad Monrovia. Ik was in Foya, in het noorden van het land.”
Ontkenning
“Toen ebola uitbrak in Liberia probeerde ik er met mijn familie over te praten en hen voor te lichten over het virus. Maar mijn vrouw geloofde er niet in. Ik smeekte haar om Monrovia te verlaten en naar het noorden te komen met de kinderen. Ze luisterde niet. Ze ontkende ebola. Die avond werd ik gebeld door mijn broer. ‘Je vrouw is overleden.’ ‘Wat?’ ‘Bendu is dood.’ Ik liet de telefoon vallen. We waren al 23 jaar samen. Het was alsof ik in één klap mijn hele geheugen kwijtraakte. Mijn ogen waren open, maar ik kon niets meer zien.”
“Later die week werd ik opnieuw gebeld. Mijn broer, die voor mijn vrouw zorgde toen zij ziek werd, was besmet geraakt en had het niet overleefd. En ook mijn twee jongste kinderen, mijn dochters, werden ziek. Zij stierven in het behandelcentrum in Monrovia. Ik was gebroken. Niets klopte meer.”
Zorgen
“Mijn oudste zoon, Kollie James, was nog steeds in Monrovia, in het huis waar iedereen ziek was geworden. Hij belde me en zei dat hij niet wist wat hij moest doen. Hij had zelf nog geen symptomen van besmetting en ik zei dat hij naar Foya moest komen.”
“De ochtend nadat hij aankwam, zag ik dat hij er vermoeid uitzag. Ik maakte me onmiddellijk zorgen. Hij hoefde niet over te geven en had geen diarree, maar het zat me niet lekker. Ik belde naar Artsen zonder Grenzen en zij zorgden ervoor dat mijn zoon naar het behandelcentrum werd gebracht.”
Bloedtest
“Zijn bloedtest was positief. Hij was besmet geraakt. Ik deed die nacht geen oog dicht en kon niet ophouden met huilen. De volgende dag hielpen psychosociale hulpverleners van Artsen Zonder Grenzen me te kalmeren. Ze zeiden dat ik moest afwachten. Dat ik sterk moest blijven.”
“Ik kon Kollie bezoeken in het behandelcentrum, aan de andere kant van het hek. Ik riep naar hem: ‘Zoon, je bent de enige hoop die ik nog heb. Je moet moedig blijven. Wat voor medicijnen ze je ook geven, neem het.’ Hij riep terug: ‘Ik begrijp het, papa. Ik zal het doen. Huil niet, want ik zal niet sterven. Ik zal dit overleven. Mijn zussen zijn dood, maar ik zal overleven en zorgen dat je trots op me bent.’
Tegenslagen
“De hulpverleners bezochten me elke dag. We praatten. En ik kalmeerde. Zij begrepen de tegenslagen die ik te verduren had gehad. Ik kon het niet aanzien dat mijn zoon werd opgenomen. Toen ik hem zag, moest ik aan zijn moeder denken. Ik was haar kwijt. En ik wilde niet dat ik ook mijn zoon zou kwijtraken.”
“Na enige tijd begon mijn zoon zich beter te voelen. Ik bad dat hij snel zou genezen, maar ik maakte me nog steeds erg zorgen. Ik heb gezien dat mensen beter lijken te worden, er sterker uitzien, maar de volgende dag alsnog sterven. Misschien zou Kollie de volgende dag ook niet halen. Ik zou pas geloven dat hij beter was als hij daadwerkelijk het behandelcentrum uit zou lopen.”
“En toen gebeurde er iets geweldigs. Het gebeurde. Ik zag hem naar buiten komen. Ik was blij. Zo verschrikkelijk blij. Ik keek hem aan en hij zei tegen me: ‘Papa, ik ben beter.’ Ik omhelsde hem. Heel veel mensen waren erbij toen hij naar buiten kwam. Iedereen was opgetogen om hem zo te zien.’
Hoeveel zijn er gestorven?
“Artsen Zonder Grenzen vertelde me dat Kollie hun duizendste patiënt is die ebola heeft overleefd. Dat is fantastisch. Maar ik dacht meteen: ‘Hoeveel mensen hebben we al verloren? Hoeveel mensen hebben het niet overleefd?’ Ik ben natuurlijk ontzettend blij dat Kollie het gehaald heeft, maar het is moeilijk om niet te denken aan al die mensen die niet meer bij ons zijn.”
“Toen we naar huis liepen, hadden we allebei een grote lach op ons gezicht. Hij zei dat hij blij was dat ik hem naar Foya had gehaald. En dat er hier zo goed voor hem is gezorgd. Sindsdien doen we alles samen. Hij is achttien jaar en ik vroeg hem laatst wat hij wil doen als hij zijn school heeft afgemaakt. Hij zei dat hij dokter wilde worden. Wat geweldig om te horen!”
“Dus nu zal ik er alles aan doen om ervoor te zorgen dat hij zijn ambities waar kan maken en dat hij het verdriet om zijn overleden moeder en zussen kan verwerken. Ik zei tegen hem dat ik nu zijn vader én zijn moeder ben. Samen zullen we een nieuw leven beginnen.”