Sociale media

  • NL
Open the menu

Ebola - Welkom in onze Hoteltent


Misschien is het omdat Samuel dezelfde naam heeft als mijn eigen zoon (die nu een man is), of omdat hij dezelfde leeftijd heeft als mijn oudste kleinzoon (acht), of gewoon omwille van zijn glimlach en zijn vriendelijk karakter, maar iets in deze jongen heeft mijn hart veroverd.

Cokie vertekt over Samuel
Cokie vertekt over Samuel

Hij kwam samen met zijn moeder van buiten de hoofdstad Monrovia. Niemand weet van waar precies, en toen zijn moeder aan ebola stierf in ons ebolacentrum Elwa 3, hadden we geen informatie over zijn familie of over hoe we hen konden contacteren. En dus ging Samuel naar de ‘Hoteltent’.

Onze hoteltent voor wezen

In de Hoteltent, die naast het ebolacentrum ligt, verblijven de mensen die genezen zijn van ebola, maar voor wie de labotesten te laat op de dag binnenkwamen om nog vervoer naar huis te vinden. Ze blijven een nacht in de Hoteltent en worden dan opgehaald door familie of weggebracht door onze taxi.

Maar steeds vaker zijn er kinderen die zelf nog gezond zijn, maar van wie de ouders in het centrum opgenomen zijn. Of kinderen van wie de ouders gestorven zijn, maar waarvan we geen gegevens over andere familieleden hebben, of met een familie die weigert hen op te nemen uit angst voor ebola

Samuel viel in de categorie weeskinderen waarvan we de familie niet kennen. Eerst had hij het gezelschap van een aantal andere kinderen, en ze leken zich goed te vermaken met mekaar en het speelgoed dat we voor hen vonden. Maar het aantal kinderen daalde naarmate we meer familieleden konden opsporen, en uiteindelijk bleef alleen Samuel over – niemand om mee te spelen, en niemand om van hem te houden of voor hem te zorgen.

Wie zorgt voor Samuel?

Maar daar zat Samuel, altijd moedig glimlachend wanneer iemand hem aansprak, terwijl wij wanhopig op zoek waren naar iemand, naar ergens om hem heen te sturen. Ik zat naast hem en we maakten samen tekeningen – zijn glimlach en aanstekelijk gelach zijn opmerkelijk. We mogen hier niemand aanraken, dus ik kon hem zelfs geen knuffel geven, maar hij leek blij met elke vorm van gezelschap, hoe beperkt ook. Hij was een geweldige jongen – beleefd, leergierig, en ongelooflijk innemend.

Uiteindelijk vond de overheid iemand die voor hem wou zorgen, iemand anders die ebola overleefd had. Maar ik hoorde dat het dorp waar ze naartoe zouden gaan hen niet wou, uit angst voor ebola, en ze moesten verhuizen.

Elke dode heeft zijn verhaal

Ik zag Samuel niet om hem gedag te zeggen. De ene dag was hij er en de dag erna was hij weg en ik probeer niet aan hem te denken. Ik zou beter moeten weten dan zo gesteld te raken op eender wie die naar ons centrum komt. Het maakt mijn werk zoveel zwaarder, en elke dode in ons moratorium heeft zijn eigen tragisch verhaal. Ik probeer me op mijn werk te focussen – infectiecontrole – ik controleer of de protocols nageleefd worden en zorg ervoor dat de werkomgeving zo veilig is als maar kan.

De Hoteltent blijft vollopen met baby’s en kleine kinderen en we zien maar het topje van de ijsberg. Er moeten er nog veel meer zijn, in Monrovia en in de dorpen, zonder iemand om voor hen een thuis te vinden.