Ebola, vijf maanden later ... Waar blijft de hulp?
De Amerikaanse Ella Watson-Stryker werkt momenteel als gezondheidsvoorlichter in het noodhulpprogramma van Artsen Zonder Grenzen in Kailahun, Sierra Leone. Ze vertelt het verhaal van een meisje dat net als vele anderen het slachtoffer werd van de ebola-epidemie in West-Afrika.
Ik ontmoette Tewa (*) voor het eerst in de triagetent. Ze was met haar moeder, jongere zusje en een aantal familieleden naar het ebolaziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen gekomen. Ze zat ineengedoken op een plastic stoel. Haar beentjes raakten zelfs de grond niet. Ik gaf iedereen iets kleins om te eten tijdens het wachten. Tewa lachte verlegen naar me. Toen we merkten dat ze koorts had en vernamen dat haar vader aan ebola was gestorven, namen we haar op in het ziekenhuis. Gelukkig bleek haar bloedtest negatief. Na een behandeling tegen malaria en een verfrissende douche mocht ze breed glimlachend het ziekenhuis verlaten.
Ik haalde opgelucht adem en we bleven nog even napraten in de consultatieruimte. Het meisje haalde trots haar mooiste Engels boven. Samen met haar tante en zusje vertrok ze naar huis. De bloedtest van haar moeder bleek positief, maar ze kwam er snel weer bovenop en kon enkele dagen later eveneens terug naar huis. Ik zag Tewa terug in haar dorp toen ik enkele leden van haar familie – overlevenden van het virus – naar huis bracht. Het meisje lachte even naar me en speelde snel verder met de andere kinderen.
Een week later stokte mijn adem toen ik de patiëntenlijst inkeek. Naast haar naam stonden het woord 'HEROPNAME' in grote rode letters. De hele dag lang bleef ik hopen dat haar bloedtest opnieuw negatief zou zijn. Telkens opnieuw ging ik kijken naar de valven, tot de resultaten werden uitgehangen. Deze keer had Tewa minder geluk. Naast haar patiëntennummer stond een plusje. Er stond haar een helse overlevingsstrijd te wachten. Ik staarde naar het magneetje dat Tewa moest voorstellen, en probeerde het medisch personeel niet al te veel vragen te stellen. Haar jonge tante lag ook in de quarantaineruimte, en elke dag vroeg ik haar door de omheining heen naar Tewa's toestand. Ik bleef hopen, maar moest ook realistisch blijven. "De meeste van onze patiënten sterven," herhaalde ik bij mezelf om een zekere emotionele afstand te kunnen bewaren.
We beseffen dat we veel meer moeten doen, maar beschikken niet over de middelen, de mogelijkheden en het personeel. Soms lijkt het alsof ons harde werk helemaal zinloos is.
Tewa's tante genas van de ziekte, en toen ik haar naar huis bracht - een zeldzaam moment van geluk - zag ik Tewa's moeder terug. Hoewel ik wist dat ze er niet was, zocht ik Tewa tussen de spelende kinderen. "Hoe gaat het met haar?" vroeg haar moeder me. "Gisteren kon ze een douche nemen," vertelde ik haar. Toen ik de volgende dag naar Tewa vroeg, schudde de behandelende arts zijn hoofd. "Het ziet er niet goed uit. Ze is beginnen bloeden," zei hij, "en ze heeft die blik in haar ogen." Die blik ken ik. Ik heb die blik maar al te vaak gezien de voorbije vijf maanden. "Ok," zei ik terwijl ik op mijn lip beet en de tranen probeerde tegen te houden. "Het spijt me," zei de arts me nog.
Het spijt ons allemaal.
We vinden het allemaal verschrikkelijk dat we niet over een veilig en efficiënt geneesmiddel beschikken om het ebolavirus te bestrijden. We vinden het verschrikkelijk dat er geen vaccin bestaat. We vinden het verschrikkelijk dat we de epidemie maar niet onder controle krijgen. We beseffen dat we veel meer moeten doen, maar beschikken niet over de middelen, de mogelijkheden en het personeel. Soms lijkt het alsof ons harde werk helemaal zinloos is. We zijn gewoon met te weinig. Het is alsof we een bosbrand willen blussen met verstuivertjes. Lokale medewerkers proberen de ebolapatiënten te verzorgen, maar beschikken niet over de juiste vaardigheden of middelen, waardoor ze zelf ziek worden, hun eigen familieleden besmetten en uiteindelijk sterven. Zo raakte ook Tewa's familie besmet. Kinderen verlaten het ziekenhuis na een negatieve ebolatest, maar keren terug naar met het virus besmette huizen. En er is niemand die de huizen ontsmet.
De media-aandacht is groot, maar blijft hoofdzakelijk beperkt tot de vraag of het virus ook Europeanen of Amerikanen zal treffen.
De media-aandacht is groot, maar blijft hoofdzakelijk beperkt tot de vraag of het virus ook Europeanen of Amerikanen zal treffen. Journalisten filmen de personeelsleden in hun gele beschermingspakken of fotograferen goed gebruinde en uitgeputte expats. Thuis brengen ze verslag uit over de arme Afrikaantjes en de dappere westerlingen die hen te hulp schieten. Het lijkt voor hen eerder een spannend verhaal over een dodelijk virus in een exotisch land dan een dagelijkse strijd tegen onrecht en onmacht. Hele dorpen worden van de kaart geveegd en hele families worden langzaam maar zeker door het virus uitgeroeid. We leven in een wereld waar we overleggen over de begraafplaats voor de lichamen die niemand komt begraven. We halen zieke ouders weg van gezonde kinderen of omgekeerd. We horen het hartverscheurende gejammer van een moeder die net het laatste van haar tien kinderen verloor. Een week later zien we haar terug in de triagetent met haar kleinzoon en moeten we toezien hoe ze aan de ziekte bezwijken.
Niemand vraagt zich af waar de rest van de hulp blijft. Na vijf maanden onderhandelen en meer dan 1.500 opgetekende sterfgevallen vragen ze zich niet langer af waarom de epidemie nog steeds om zich heen grijpt. Ze vragen zich niet langer af waar het geld blijft dat hen werd beloofd, of waar de extra hulpverleners blijven.
Tewa is lang niet het enige kind dat terugkeert. Vandaag zag ik een ander meisje voor de tweede keer in de triagetent. Morgen zoek ik naar haar naam op de patiëntenlijst en hoop ik dat het resultaat van haar test negatief is, en dat ik ze nogmaals gezond terug naar huis kan brengen. Maar zelfs als ze terug naar huis mag, keert ze terug naar een dorp waar haast iedereen sterft. Ze keert terug naar een huis dat niet werd ontsmet. Ze keert terug naar huis, maar ze is er niet veilig.
Ella Watson-Stryker
(*) Tewa is niet haar echte naam.