"We hebben alleen maar bananensap"
In vluchtelingenkampen in Kibati, net ten noorden van Goma, zoeken mensen bescherming voor het recente geweld. Enkelen getuigen over het leven als vluchteling.
O., ZES JAAR & S., 58 JAAR
O. is zes jaar oud. Haar voeten zijn opgezwollen. Mumuza Muhindo, die als verpleegster voor AZG werkt in de mobiele kliniek in Kibati, stelt kwashirorkor vast. Dat is een ernstige vorm van ondervoerding.
“We hebben haar al therapeutisch voedsel gegeven, zodat ze snel sterker wordt,” legt Muzuma uit. “Ze moet drie van deze zakjes voedsel per dag eten, naast de gewone maaltijd met haar familie. Je ziet dat ze nu goed eet, dus ik heb er vertrouwen in dat ze snel aan de betere hand zal zijn. De meeste mensen in Kibati kunnen geen voedsel kopen omdat ze op de vlucht zijn voor het geweld.”
O. kwam met haar moeder S. en dertienjarige broer recht van Rugari naar Kibati, een tocht van twintig kilometer.
“Ik was thuis maandag, toen de gevechten herbegonnen. Met mijn twee kinderen nam IK mee wat ik maar kon dragen. We konden niet naar Kibumba, want daar werd ook gevochten. Dus ging ik meteen naar Kibati,” legt de 58-jarige moeder uit.
Rantsoen volstaat niet
“Ik woonde vorig jaar al in een kamp in Rugari, dit is de tweede keer dat vlucht voor het geweld. Ik ben de situatie beu. Ik ben alleen met mijn twee kinderen; mijn man stierf tijdens de gevechten ongeveer acht jaar geleden.”
“In het kamp in Rugari was er niet genoeg eten. We kregen een rantsoen dat de hele familie een maand moest voeden, maar na twee weken was er nauwelijks nog iets over. Sinds maandag hebben we alleen maar wat bananensap gehad. Ik heb hier geen geld en geen werk.”
Het is de tweede keer dat O. voor ondervoeding behandeld wordt. Ze werd al verzorgd in het voedingscentrum in Rugari, waar ze therapeutische melk kreeg. Maar het recent gebrek aan voedsel en het voortdurende vluchten hebben haar toestand verder verslechterd.
S. is één van de gelukkigen die een plaats vond in Kibati. Ze deelt een kleine hut met andere mensen. De meeste vluchtelingen die hier sinds maandag zijn aangekomen, slapen buiten op het gras.
S., VIJF JAAR & M., 35 JAAR
“Ik ben naar de mobiele kliniek gekomen omdat mijn dochter S. nu al verschillende dagen hoest. Het is de tweede keer in drie maanden dat ik voor het geweld moet vluchten. Ik woonde in de buurt van Rumangabo maar moest drie maanden geleden vluchten. Sindsdien woonde ik in een kamp in Kibumba. Maandag moest ik opnieuw vluchten uit Kibumba omdat er gevochten werd. Ik kwam te voet naar Kibati.
M., 35 jaar oud, is in Kibati sinds maandag, met haar echtgenoot en haar vijf kinderen. Ze leeft buiten, op het gras, want ze geeft geen plaats in het kamp gevonden.
Slapen in regen en koude
S. heeft medicijnen gekregen om het hoesten te verhelpen, maar omdat ze buiten slaapt zal dat misschien niet snel verbeteren. “Het is tamelijk koud 's nachts en het regent bijna elke dag,” zegt Muzuma, de verpleegster. “Ze slaapt buiten, heeft geen dekens, geen schuilplaats. Dat kan haar genezing bemoeilijken. Maar binnen enkele dagen komt ze terug, want wij zijn hier elke dag, en dan zullen we haar toestand opnieuw bekijken.”
M.: “We hebben maar een paar dingen kunnen meebrengen. We hebben de meeste bezittingen moeten achterlaten in Kibumba en drie maanden geleden in Rumangabo. Mijn man heeft hier geen werk gevonden we hebben geen geld. Mijn kinderen hebben sinds maandag nauwelijk gegeten. ‘s Nachts wenen ze van de honger. Dit is een erg moeilijke situatie, zeker voor de jongsten. Als ik veilig kon terugkeren, verliet ik Kibati mogen, maar ik durf niet vertrekken. Wat als er opnieuw gevechten uitbreken?”