Vluchtelingen in Birak getuigen over geweld in Darfur
Soedanese vluchtelingen die ternauwernood ontsnapten aan de bombardementen in Darfur, bevinden zich in een kritieke situatie in de regio Birak in Tsjaad.
De Soedanese vluchtelingen die onlangs arriveerden in de regio Birak, sloegen op de vlucht toen hun dorpen werden platgebrand, hun bezittingen geplunderd en hun ouders gedood of gewond werden. Ze trokken enkele kilometer verder de grens over, in de hoop er een veilige verblijfplaats te vinden. Desalniettemin blijft de hulpverlening in deze onstabiele regio uiterst beperkt. Momenteel is er erg weinig. Ze riskeren dan ook hun leven door op zoek te gaan naar voedsel in de ruïnes van hun dorp in Darfur.
De vluchtelingen in Birak hebben het over bijzonder gewelddadige aanvallen. Eerst luchtaanvallen, vervolgens een interventie met Soedanese legervoertuigen en milities. “Het was vrijdag, we waren naar het gebed geweest,” vertelt Ibrahim, inwoner van Seleah. “Plotseling begonnen de bombardementen met Antonovs. Direct daarna reed een legervoertuig en mannen op paarden het dorp binnen. Ze schoten op de mensen en gingen op plundertocht. We verstopten ons in de slaapkamer, maar enkele militieleden volgden ons en namen alles mee. Toen ze een deken van mijn vrouw wilden afnemen, weigerde ze dat, ze zei dat het voor de kinderen was. Ze schoten haar neer. Vervolgens namen ze alles mee, zelfs ons paard.”
Dood en vernieling
De eerste vluchtelingen kwamen aan in Tsjaad op 9 februari. Ze waren op de vlucht voor aanvallen op Seleah, Abu Shuruj en Sirba. Op 20 februari arriveerde een tweede stroom vluchtelingen uit Jebel Moon. Hun verhalen zijn erg gelijklopend. “Dinsdag begonnen de bombardementen met Antonovs en helicopters”, legt Zara uit, een 26-jarige vrouw uit een dorp aan de voet van de Jebel Moon. “We vluchtten naar de bergen, maar de milities achtervolgden ons en vermoordden veel mensen. Ik had me verstopt in een grot. Een van hen kwam kijken. Toen hij me zag, schoot hij. Ik kreeg een kogel in mijn been en een in mijn arm. Mijn zoon stierf op mijn rug. Hij was 18 maanden oud.”
Ze lieten alles achter
In de paniek die volgde, werden vele families van elkaar gescheiden. “De doden hebben we achtergelaten, zelfs ook enkele gewonden. Ieder van ons is in z’n eentje ontsnapt. Als je geluk had, was er net genoeg tijd had om je kind mee te nemen. We vertrokken zonder om te kijken”, vertelt Fatima, een vrouw van 60 die op 20 februari aankwam in Birak. Langzaamaan komen de families weer bij elkaar langs de Tsjadische grens. Maar een week na de aanvallen, zijn sommige ouders nog steeds op zoek naar hun kinderen. De families bevestigen dat vele oude mensen die zich niet kunnen verplaatsen, zijn achtergebleven in Darfur.
De meeste vluchtelingen konden niets meenemen tijdens hun vlucht. Bij hun aankomst in Tsjaad, verzamelden ze zich op verschillende plaatsen langs de grens. Aangezien ze verspreid zitten over een strook van meer dan 30 kilometer, is het moeilijk om hun aantal te schatten. Wellicht zijn ze met ongeveer 10.000, misschien meer. Ze hebben zich geïnstalleerd onder de bomen. Sommige krijgen bijstand van de plaatselijke bevolking en van de aanwezige organisaties, waaronder AZG, maar de meerderheid van de vluchtelingen probeert te overleven in erg onzekere omstandigheden. Hun toestand zal helaas niet verbeteren zolang ze dicht bij de grens blijven. Het aanleveren van hulpgoederen is in deze geïsoleerde en instabiele regio immers extreem moeilijk.
Gevaarlijke terugkeer naar Darfur
Omdat ze geen andere mogelijkheid zien, beslissen velen om terug te keren naar hun dorp in Soedan om er voedsel te halen. Daarbij riskeren ze hun leven, omdat de milities nog altijd aanwezig zijn in hun dorp. Over het algemeen keren de vrouwen terug, omdat de mannen zeggen dat ze gedood zouden worden. Ze gaan ’s nachts het dorp binnen, om de gewapende mannen te ontlopen, maar ook dan blijft het een erg riskante onderneming. “De milities maakten jacht op ons,” vertellen Hawa en Fatima, die pas terugkeerden naar Gosmino. “Wanneer je enkel een kleine zak gierst meeneemt, mag je door, maar wanneer je een grotere zak of iets anders neemt, pakken ze het af. Sommige vrouwen hebben het zwaar te verduren gehad.”
In de laatste week van februari behandelde het AZG-team in het gezondheidscentrum van Birak een man die beschoten werd tijdens een poging om voedsel te halen in Seleah. “Normaal gezien gaan de vrouwen naar daar, omdat dit minder gevaarlijk is,” legt zijn oom uit, “hij had echter geen andere keuze, hij had niets meer om te eten en zijn vrouw is ziek.”
Ondanks hun uiterst onzekere levensomstandigheden, blijft de gezondheidstoestand van de vluchtelingen vrij stabiel. Desalniettemin kan dit snel veranderen wanneer er geen hulp komt. “Momenteel hebben we het koud en doet onze maag een beetje pijn, niets ernstigs. Maar over enkele dagen kan het een echt probleem worden,” zo zegt Abdallah, een man die met zijn 13 kinderen wegvluchtte uit de Jebel Moon en tot nu toe kon overleven dankzij de hulp van zijn ouders en de plaatselijke bevolking.
Patstelling
Aangezien ze vastzitten in deze bufferzone, lijkt de toestand van de vluchtelingen zich in een patstelling te bevinden. Velen zien een oplossing in hun overbrenging naar een vluchtelingenkamp in een veiligere zone. “We kunnen niet terug naar Soedan omwille van de onveiligheid. We kunnen niet hier blijven omdat we geen voedsel en water hebben. Als een organisatie ons naar een kamp kan brengen, gaan we mee,” zegt een vluchteling die zich gevestigd heeft nabij het dorp Figuera. Niet iedereen deelt die mening. Enkele cheikhs (gemeenschapsleiders) blijven liever dicht bij de grens, om te kunnen terugkeren naar Soedan zodra de situatie het toelaat.
Velen zijn deze eindeloze oorlog echter beu. Voor hen is er, op dit moment, geen sprake van terugkeren naar huis. Voor de grote meerderheid van de vluchtelingen die onlangs arriveerden in Tsjaad, is het helaas niet de eerste aanval die ze meemaakten. Bijna allemaal zeggen ze dat ze ook in 2003 of 2004 op de vlucht sloegen na aanvallen van de milities. “Darfur is te bitter, ik wil niet terug. In 2004 werden we door de milities uit ons dorp verdreven en moesten we naar een kamp. En nu zijn we naar hier moeten komen. Ik wil niet nog een keer vertrekken”, zegt Fatima, de grootmoeder die enkele dagen geleden in Birak aankwam.