Sociale media

  • NL
Open the menu

Strijd tegen malaria bij minderheden


AZG helpt etnische minderheden in de strijd tegen malaria na de wapenstilstand in Mon State - Myanmar

Na tientallen jaren van gevechten tussen de Birmese Junta en de Mon separatistische rebellen in het zuiden van Myanmar, zijn tienduizenden etnische Mon ontheemd. De Mon, een van de grootste etnische groepen in het land, zijn meestal laaglandbewoners, maar door de voortdurende pesterijen van het Birmese leger en de onophoudelijke militaire operaties in de regio konden ze geen normaal leven leiden.

In 1995 leidde de ondertekening van een wapenstilstand tussen de Birmese overheid en de New Mon State Party (NMSP) tot de afbakening van verschillende wapenstilstandzones. Naar schatting meer dan 70.000 mensen leven in ontheemdendorpen of nederzettingen langs de grens tussen Myanmar en Thailand. De wapenstilstandsgebieden worden bestuurd door de NMSP en zijn sindsdien een relatief veilige thuishaven voor de ontheemde bevolking. De bergen en de dichte tropische jungle brengen voor de bevolking echter heel wat uitdagingen met zich mee. Een van deze uitdagingen is toegang tot gezondheidszorg. Artsen Zonder Grenzen helpt het Mon National Health Committee (MNHC) in de strijd tegen malaria en bij de vaccinatie van kinderen.

Op de houten vloer van het Halockani ziekenhuis zit de 26-jarige Kinla rustig haar beurt af te wachten, tussen roepende en wenende kinderen. Haar twee jaar oude zoon, Ai Mon, voelt dat er iets ongewoons staat te gebeuren en houdt haar hand stevig vast. Kinla is een van de bijna 200 vrouwen die hun kinderen willen laten inenten tijdens de vaccinatiecampagne die AZG in de grensstreek met Thailand organiseert. De lokale overheid heeft de dorpelingen laten weten dat kinderen jonger dan 5 jaar ingeënt zullen worden tegen polio, bof, mazelen en rode hond. De vrouwen verzamelen op de veranda van het ziekenhuis en het team van AZG controleert de kinderen op ondervoeding voordat ze het vaccin toedienen.

Ai Mon heeft nog nooit een vaccin gekregen en zijn moeder is vast van plan te blijven wachten tot ze aan de beurt is. “Ik weet dat het belangrijk is en het is al een tijd geleden dat er een vaccinatiecampagne was”, verklaart zijn moeder. Vaccinatiecampagnes zijn inderdaad eerder een zeldzaamheid in de door de NMSP gecontroleerde gebieden. AZG besliste nauw samen te werken met de plaatselijke geneeskundigen nadat de verspreiding van mazelen bij kinderen jonger dan vijf jaar deed vrezen dat de ziekte wel eens de vorm van een epidemie zou kunnen aannemen.

Dit is een van de dingen die we kunnen doen om de algemene gezondheidstoestand te verbeteren en dat is belangrijk omdat de mensen die in de jungle leven, vaak beperkte toegang hebben tot gezondheidszorg”, verklaart terreincoördinator Raden Srihawong.

De huidige samenwerking tussen AZG en de Mon is gebaseerd op de sterke banden met het Mon National Health Committee. Hoewel er negen ziekenhuizen zijn in de door de NMSP gecontroleerde gebieden, zijn er geen dokters of verplegend personeel. De gezondheidszorg hangt volledig af van lokale medische medewerkers en vrijwilligers die na hun opleiding van zes tot negen maanden, enkele jaren gewerkt hebben in verschillende medische posten. AZG wil hun mogelijkheden en medische kennis over malaria uitbreiden.

De vakkennis van de medische medewerkers is beperkt. Ze brengen een bezoek aan de dorpen, soms diep in de jungle, en hebben vaak met erg complexe gevallen te maken. We financieren doorlopende medische opleidingen en renoveren tegelijk de ziekenhuizen, watervoorziening en rioleringen om de waterkwaliteit en het afvalbeheer te verbeteren”, gaat Raden Srihawong verder.

De bergachtige omgeving is tijdens het regenseizoen een broedplaats voor muggen en malaria is dan ook endemisch in deze regio. AZG financiert ook opleidingen voor labtechnici en zorgt voor geneesmiddelen en snelle diagnosetests, zodat de gemeenschap de patiënten zo vlug mogelijk kan behandelen. “Toen we hier de eerste keer aankwamen, waren er veel patiënten met malaria, maar er waren weinig beschikbare behandelingen en de meeste microscopen waren stuk”, herinnert Srihawong zich. Sinds de start van het project in april 2007 konden de MNHC-teams bijna 6000 patiënten behandelen tegen malaria. AZG controleert de gevallen die behandeld werden in de gezondheidscentra.

De echte uitdaging bij de bestrijding van malaria in deze streek is de omgeving. In het droge seizoen is Halockani een aangenaam dorp met traditionele houten huisjes en rieten daken. Maar als de eerste regen valt, verandert de hele streek in een modderpoel. Wegen verdwijnen door aardverschuivingen, de rivieren veranderen in een kolkende watermassa die bruggen vernielt en dorpen onder water zet. Dit is de ideale broedplaats voor muggen en de mensen kunnen geen kant op. Zelfs een korte trip vraagt heel wat logistieke planning.

Balai Doung Pike is een groep huizen waar zowat 1000 mensen wonen. De gemeenschap heeft een eigen ziekenhuis, op nog geen 200 meter van het dorpscentrum. De regen kan soms zo hevig zijn, dat het ziekenhuis bij iedere moesson van de rest van het dorp afgesneden is. “We moeten iedere maand minstens 6 of 7 zieken naar het dichtstbijzijnde bereikbare ziekenhuis brengen, zes kilometer verderop in Halockani, omdat de weg naar het Balai Doung Pike ziekenhuis gewoon onbruikbaar is”, verklaart de 49-jarige Mi Yin, een plaatselijke bewoner. “Vaak moeten ze een dag wachten tot de regen stopt of het rivierpeil daalt.”
Iedere trip naar het ziekenhuis is een hachelijke onderneming. Zeven mannen dragen een zieke, gewikkeld in een lungi, de lokale klederdracht, op bamboe stokken. “De mannen wisselen elkaar ieder kwartier af omdat de tocht fysiek erg zwaar en vermoeiend is”, beschrijft Mi Yin, “Ze moeten heuvels beklimmen en vijf overstroomde rivieren oversteken. Vaak is het erg glad en de mannen moeten goed opletten dat ze niet vallen.”
Met zoveel hindernissen is het duidelijk dat alleen wie heel erg ziek is, de tocht maakt. Balay Doung Pike ligt niet ver van de Thaise grens, de meeste dorpen liggen veel dieper in de jungle en hebben dus zo goed als geen toegang tot gezondheidszorg.
Deze realiteit kent Super maar al te goed. De 34 jaar oude slanke man verdient zijn ongewone naam. Eerst was hij medisch medewerker bij het Mon National Health Committee en zes maanden geleden begon hij voor AZG te werken. Nu is hij een van de labtechnici en medische medewerkers die in afgelegen gebieden gezondheidszorgen toedienen. Om de beperkte toegang tot gezondheidszorg te compenseren selecteert het MNHC malariawerkers in afgelegen dorpen.
Vrijwilligers worden opgeleid om de symptomen te herkennen en de eerste hulp te bieden. Van de tien dorpen waar Super voor zorgt, liggen er vier diep in de jungle. “Ik werd medisch medewerker omdat ik mijn volk wil helpen, maar je moet er wel fit voor zijn”, lacht hij een beetje verlegen. “Soms is het erg uitputtend!” Zijn verste reis is een tocht van vier en een halve dag door de dichte tropische jungle.
Op zijn tweewekelijkse tochten wordt Super vergezeld door twee fitte dragers die dozen vol geneesmiddelen meenemen. “In deze dorpen stel ik de diagnose en behandel ik de patiënten meteen. Doorgaans lijden ze aan malaria, longontsteking, huidaandoeningen en infecties van de luchtwegen, en hebben ze geen mogelijkheden om hulp te zoeken”, legt hij uit.
De bevolking in de door de NMSP gecontroleerde gebieden heeft beperkte toegang tot gezondheidszorg en, afgezien van de steun van AZG, moet het New Mon Health Committee het met eigen middelen en mensen doen. In noodgevallen kunnen patiënten doorverwezen worden naar Thaise ziekenhuizen als ze hiervoor de toelating krijgen van de Thaise autoriteiten.

Sinds we de kampen in Thailand hebben verlaten, hebben we meer onafhankelijkheid, maar we zijn ook meer geïsoleerd. We hadden vroeger veel contacten met de internationale gemeenschap toen de Mon-vluchtelingen nog in de kampen in Thailand verbleven. Nu hebben de meeste ngo's hun hulp moeten afbouwen of zelfs helemaal stopzetten”, betreurt Nai Kasauh Mon, hoofd van het Mon Relief and Development Committee.
 
De samenwerking tussen AZG en de Mon begon toen in 1990 een Birmees militair offensief in deze regio duizenden vluchtelingen over de grens met Thailand dreef. De bevolking mocht zich tijdelijk vestigen in een kamp in de grensstad Sangklaburi en AZG begon hen in 1994 medische hulp te bieden.

Na tientallen jaren van gewapend conflict werd in 1995 een wapenstilstand gesloten tussen de New Mon State Party en Rangoon. Duizenden Mon die naar Thailand waren gevlucht, konden zich vestigen in de wapenstilstandzones. Tegen 1996 warren alle Mon ondergebracht in drie hoofdnederzettingen in Halockani, Bee Ree en Tavoy. Ondanks de wapenstilstand zetten misnoegde splintergroepen hun gevechten tegen het Birmese leger voort in Mon State. Als reactie hierop stuurde Rangoon meer troepen naar de regio en schermutselingen blijven ook vandaag realiteit. De door de NMSP gecontroleerde gebieden bleven een veilige haven voor de bevolking van Mon State en er komen steeds nieuwe bewoners bij.

Toch is dit geen gunstige omgeving om een normaal leven op te bouwen. Naast de problemen met gezondheidszorg en transport, is er ook weinig bewerkbaar land. “Het tekort aan gronden is een groot probleem. Hoewel we geen vluchtelingen meer zijn, kunnen we hier niet aan landbouw doen en voorzien in onze voedselbehoeften”, verklaart Nai Kasauh Mon, hoofd van het Mon Relief and Development Committee. “Er is geen inkomen, geen vee en een groeiend tekort aan voedsel. Daarom moedigen we nieuwkomers niet aan om in dit gebied te blijven.
Het wapenstilstandgebied vertegenwoordigt amper 10% van het Mon state territorium. Volgens Nai Kasauh Mon zoeken 200 tot 500 gezinnen ieder jaar hun toevlucht in de regio. Ze zijn op de vlucht en vertellen verhalen over dwangarbeid, afpersing en schending van mensenrechten door de Birmese militairen. De nieuwkomers kunnen tijdelijk in de ontheemdendorpen blijven. Hier krijgen ze drie maanden voedsel voor ze terugkeren naar hun eigen dorp in Mon State.
Halockani is de belangrijkste nederzetting in de wapenstilstandzone langs de Thaise grens. Hoewel het eigenlijk een groep dorpen is, wordt het vaak een "kamp" genoemd. “Voor ons is een normaal leven een huis met verdieping, vee en een rijstveld. Maar de mensen in Halockani hebben geen rijstvelden, geen vee, geen chili en geen vispasta”, verklaart Nai Kasauh Mon, “Het bergleven is niet goed voor ons. Er is onvoldoende water en onvoldoende land. Dit is geen normaal leven, dit is overleven.

In het begin werd de wapenstilstandzone beschouwd als een positieve stap naar vrede. Dertien jaar later is er geen hoop meer op een beter leven en groeit het gevoel van frustratie. “Sommige gezinnen wonen nu al meer dan tien jaar in Halockani, er is niet echt iets veranderd en veel mensen zijn teleurgesteld”, bekent Nai Kasauh Mon.

De jongere generatie deelt de malaise van de ouderen. In dit gebied hebben veel bewoners geen Birmees of Mon identiteitsbewijs en de toekomst ziet er maar somber uit. “Voor de meeste mensen is de enige resterende mogelijkheid hun geluk te beproeven in Thailand en daar illegaal te verblijven”, legt Nyan Seik Rar Marn uit van de Mon Youth Progressive Organisation.

Vaak betekent dit een leven van ontbering, onderbetaalde jobs, mogelijke uitbuiting door werkgevers, een frustrerend kat-en-muis spel met de Thaise politie en geen toegang tot gezondheidszorg. Toch is de verleiding zo groot dat volgens Nyan Seik, zelfs ouders hun kinderen aanmoedigen om de grens over te steken.

Een loon dat naar Thaise normen ver onder het minimumloon ligt, is nog altijd veel hoger dan wat we in Birma kunnen krijgen", zegt Nyan Seik. “Een illegale migrant worden is misschien niet het ideale leven, maar voor de meeste jonge Mon is dat in ieder geval beter dan het leven in Mon State en de wapenstilstandzone, waar ze geen kansen hebben en volgens velen ook geen toekomst.”

Cholera uitgebroken in Mon State
Een team van 13 AZG-medewerkers zal het Mon National Health Committee (MNHC) in de wapenstilstandzone bijstaan nadat begin maart vermoedelijk een cholera-epidemie is uitgebroken. Monsters die door AZG naar het labo werden gestuurd, bevestigden de uitbarsting van cholera. AZG werkte nauw samen met het MNHC om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan en patiënten in twee gezondheidscentra te behandelen.Het team organiseerde chloorbehandelingen, zorgde voor schoon water en hielp een protocol voor uitdroging op te stellen. AZG gaf ook gezondheidslessen aan de bevolking. De ziekte was snel onder controle. Vijf mensen lieten het leven en 82 patiënten werden sinds het begin van de uitbarsting opgenomen in het ziekenhuis.