Neen aan de verwarring tussen de humanitaire en militaire actie
Ter voorbereiding op een oorlog in Irak, heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie een Bureau voor Reconstructie en Humanitaire Hulp (ORHA) opgericht. Onder direct toezicht van de Amerikaanse Generale Staf, heeft dit organisme voornamelijk tot doel het werkkader van humanitaire organisaties vast te leggen, door ze de interventiezones aan te wijzen.
Concreet wil dit zeggen dat alle aanwezigheden, verplaatsingen of projecten van de humanitaire agentschappen een groen licht van dit organisme moeten ontvangen, en de zegen van het Amerikaanse leger. De Amerikaanse overheid wil zo de niet-gouvernementele organisaties (ngo's) de "dienst na verkoop" laten verzekeren van een leger in oorlog.
Dit gesteld dat de burgerslachtoffers het geluk hebben zich in een gecontroleerde zone te bevinden. En pech voor de bevolking daarbuiten…In een dergelijke context wordt de onafhankelijkheid van humanitaire organisaties ondergraven, en wordt de onpartijdigheid van de humanitaire hulp onder voogdij geplaatst.
Opnieuw wordt op die manier - op structurele wijze - steun gegeven aan een vermilitarisering van de humanitaire actie door de internationale gemeenschap. Kosovo in 1999 en vooral Afghanistan in 2001 maakten reeds het voorwerp uit van zogenaamde humanitaire militaire interventies in het kader van een gewapend conflict. De term " humanitair " wordt te pas en te onpas gebruikt door politieke en militaire spelers om hun interventies te rechtvaardigen. Men heeft het zelfs over " humanitaire oorlog " om bij voorbeeld de oorlog in Kosovo te beschrijven of over een " militair-humanitaire coalitie " zoals Tony Blair en George Bush het formuleerden na de aanslagen van 11 september en in de aanloop van een aanval op Afghanistan. Alsof het adjectief humanitair de realiteit zou verzachten van een conflict waarin mensen gedood worden.
Het merendeel van de Westerse staten, zoals de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en andere landen van de Europese Unie, hebben hun militaire doctrine aangepast door humanitaire hulp te incorporeren in de missies van de gewapende strijdkrachten. In België stelt de minister van Defensie onophoudelijk het "nieuwe" leger voor: een leger dat dicht bij de burger staat, klaar om humanitaire acties te ondernemen. Een beroep waar men in gelooft, wat bijna doet vergeten dat het leger bovenal werd opgericht voor oorlogssituaties.
Vandaag, nu een oorlog in Irak onafwendbaar lijkt, neemt de verwarring tussen de militaire en humanitaire rol een verontrustende dimensie aan. De VS hebben duidelijk gesteld dat hulp aan de Irakese burgers tijdens en onmiddellijk na het conflict deel uitmaakt van hun militaire strategie. Door aandacht te tonen voor het humanitaire luik van deze aangekondigde oorlog, tracht de Amerikaanse administratie ook op het niveau van de public relations zijn slag thuis te halen. Het gaat om regelrechte propaganda tegenover de nationale en internationale publieke opinie die grotendeels gekant is tegen een door de Verenigde Staten begonnen oorlog. Deze oorlog is al onpopulair nog voor ze begonnen is, en de publieke opinie zal moeilijk de gewonden en het lijden onder de burgerbevolking tolereren.
Onze bedoeling is niet te speculeren over de motiveringen achter deze geplande humanitaire tussenkomst. We willen vooral onze ongerustheid uiten over het feit dat de militairen zich in het kader van een gewapende interventie eens te meer een humanitaire rol zullen toe-eigenen.
Zeker, niemand heeft het monopolie op hulp. Waarom dan doen we zoveel moeite om militaire steun te onderscheiden van humanitaire actie? Het is meer dan een probleem van woordgebruik. Deze evolutie dreigt te leiden tot rolvervaging tussen militair en humanitair personeel op het terrein. Fundamenteler, het zou het begrip humanitaire actie schade kunnen toebrengen. Deze verwarring is gevaarlijk in mening opzicht en zou zelfs kunnen betekenen dat onafhankelijke ngo's als Artsen Zonder Grenzen de toegang zou ontzegd worden tot hulpbehoevenden.
In tegenstelling tot de militaire ondersteuningsoperaties, heeft de humanitaire actie geen enkele politieke of militaire achterliggende gedachte en brengt ze steun aan alle slachtoffers, zonder discriminatie. Het nut en de relevantie van de humanitaire actie zijn gekoppeld aan het feit dat ze - dankzij haar neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid - slachtoffers weet te bereiken aan beide kanten van de frontlinie. Daartoe behoren eveneens de slachtoffers die worden gediscrimineerd, of die door de militaire inspanningen vergeten zijn, omdat ze de pech hebben zich in het "vijandelijke kamp" te bevinden.
De slachtoffers zouden ons kunnen gaan beschouwen als de " humanitaire arm " van politieke of militaire organisaties, die rechtreeks of onrechtstreeks bij het conflict betrokken zijn. Deze perceptie kan onze kansen ondermijnen om na de oorlog een interventie op te zetten en zou de veiligheid van ons personeel op het terrein in gevaar kunnen brengen.
Algemener gesteld: de humanitaire actie mag geen verborgen agenda hebben. Ze moet een actie op zich blijven, met als enige doel het leed te verlichten van bevolkingen in gevaar. Vandaag wordt deze actie echter steeds meer ondergeschikt gemaakt aan politieke doelstellingen van bepaalde regeringen. Dit was reeds het geval in Kosovo en Afghanistan. Hetzelfde dreigt te gebeuren in het kader van de oorlog in Irak, terwijl de militair-humanitaire operaties die nu voorbereid worden, zich enkel inschrijven in strategische overwegingen.
Jean-Marc Biquet,
Artsen Zonder Grenzen
Coauteur van "Militaires - Humanitaires - A chacun son rôle"
uitgegeven door AZG in samenwerking met de GRIP in mei 2002.
© La Libre Belgique 2003