Duizenden Angolezen overgeleverd aan de hongerdood - Reactie Angolese overheid en VN ontoereikend
Duizenden Angolezen zijn de hongerdood gestorven en nog honderdduizenden meer worden er door bedreigd als gevolg van een catastrofale voedselcrisis met menselijke oorzaak. Ze kunnen slechts worden gered indien de Verenigde Naties en de Angolese overheid hun maatregelen om aan de humanitaire noden van de burgerbevolking te voldoen, drastisch zouden opschroeven. Dat verklaart Artsen Zonder Grenzen (AZG) vandaag tijdens een persconferentie in Luanda.
Sinds het staakt-het-vuren van 4 april heeft AZG toegang verkregen tot bevolkingsgroepen, die meer dan drie jaar lang afgesneden waren van alle humanitaire bijstand. De organisatie stelde een ernstige ondervoeding en een bijzonder hoog sterftecijfer vast, die de alarmdrempels ver overschrijden en onweerlegbaar wijzen op hongersnood. AZG stelt dat de Verenigde Naties - en in het bijzonder het Wereldvoedselprogramma (WFP) en het Bureau Coördinatie Humanitaire Zaken (OCHA) - en de Angolese regering onaanvaardbaar traag reageren op de dringende humanitaire noden van minstens een half miljoen Angolezen.
"Dagelijks komen we in nieuwe gebieden van het land en treffen er verschrikkelijke ondervoedings- en sterftecijfers aan", zegt Dr. Morten Rostrup, voorzitter van de Internationale Raad van AZG. "Sinds begin april geven we onze gegevens door aan de Verenigde Naties, de Angolese overheid en andere hulporganisaties, maar hun reacties blijven beschamend traag en onvoorstelbaar ontoereikend. De VN-agentschappen zien de urgentie van de huidige crisis niet in en moeten in tal van gebieden waar we werken nog starten met algemene voedseldistributies. De Angolese autoriteiten besteden maar weinig aandacht aan de catastrofale omvang van deze crisis en blijven een politiek voeren van chronische, misdadige verwaarlozing van hun eigen bevolking. Ik ben ontsteld de openlijke onverschilligheid voor een dergelijk wanhopige situatie vast te stellen. De wereld laat welbewust toe dat Angolezen de hongerdood sterven, het aantal loopt nu al in de duizenden."
AZG-teams behandelen momenteel zowat 14.000 mensen in 44 voedselcentra voor algemene en ernstige ondervoeding in elf van de achttien provincies van het land. De voorbije week hebben ze snelle voedselenquêtes uitgevoerd in Galangua 2 (5347 bewoners), een hergroeperingskamp voor gedemobiliseerde Unitasoldaten en hun families. Daarbij zijn zowat 28% zware en 52% algemene ondervoeding vastgesteld, met tal van oedeemgevallen. In amper een week tijd begon AZG de behandeling van 350 zwaar ondervoede kinderen en volwassenen in het zopas geopende therapeutische voedingscentrum van Bailundo. In Chipindo verklaren traditionele leiders dat sinds september vorig jaar zowat 4000 mensen zijn gestorven op een totaal van 18.000 inwoners. Een snel onderzoek bij 197 Unita-moeders die hun kinderen verzorgen in de therapeutische AZG-voedingscentra in Malanga, toonde aan dat deze moeders in totaal reeds 116 kinderen verloren sinds begin dit jaar. Veel voordien ontoegankelijke oorlogszones moeten momenteel nog worden onderzocht en de toestand van de bevolking in deze gebieden is nog ongekend.
De Angolese overheid speelde niet enkel een grote rol in de totstandkoming van de huidige voedselcrisis, ze toont ook weinig daadkracht om de situatie aan te pakken. Oorlogstactieken van zowel Unita als de Angolese overheid tijdens het conflict, waaronder gedwongen verplaatsingen, willekeurig geweld en het platbranden van velden en dorpen, hebben honderdduizenden Angolezen op de rand van de afgrond gebracht. Na jaren afgesneden te zijn geweest van alle humanitaire hulp, worden deze mensen nu aan hun lot overgelaten zonder oogsten, zonder huizen of andere middelen van bestaan. Hoewel in het kader van het staakt-het-vuren weliswaar wat voedsel wordt verdeeld onder de families van de Unita-troepen in de hergroeperingskampen, is de respons van de overheid quasi nihil wat betreft de burgerbevolking in de vroegere oorlogszones. Trage visum- en douaneverplichtingen vormen daarenboven een ernstige belemmering voor het werk van hulporganisaties die de bevolking in Angola willen helpen.
De Verenigde Naties slagen er niet in hun hulpacties aan te passen aan de behoeften van de huidige crisis. OCHA, dat intern toegeeft dat Angola vandaag de ergste humanitaire crisis in Afrika meemaakt, heeft toegelaten dat het politieke geharrewar rond het demobilisatieproces de agenda beheerst en niet de dringende humanitaire noden van de Angolese bevolking. De VN heeft de donorlanden niet actief aangespoord om meer aandacht te besteden aan Angola, waardoor Angola werd opgenomen in de fondsenwerving voor de bredere voedselcrisis die zich momenteel aftekent in heel zuidelijk Afrika - een situatie die nochtans andere oorzaken heeft en een aparte, eigen respons nodig heeft.
WFP is tot nog toe verrassend traag geweest om haar inspanningen en operaties op te drijven, en moet nog beginnen met de uiterst dringende grootschalige voedselverdelingsprogramma's voor vele van de bevolkingsgroepen in de zones die opnieuw toegankelijk zijn of in de hergroeperingszones, waar gedemobiliseerde Unita-soldaten en hun families zijn ondergebracht. WFP heeft de voedselrantsoenen zelfs drastisch teruggeschroefd voor de ontheemden die werden ondersteund vóór het akkoord van 4 april, waardoor zo'n 350.000 mensen zonder hulp komen te zitten. In plaats van een adequaat peil van voedselhulp voor alle mensen in nood te garanderen, inclusief de bevolkingsgroepen die opnieuw bereikt kunnen worden, de Unita-families in de hergroeperingzones en de mensen die vroeger al ontheemd waren en nog steeds steun behoeven, heeft WFP in de provincie van Huila bijvoorbeeld ervoor geopteerd de rantsoenen voor de ontheemde bevolking te reduceren, terwijl ze werden opgevoerd in andere zones die pas opnieuw toegankelijk zijn geworden. Alhoewel reeds een maand geleden zich tekenen vertoonden van een noodsituatie, is WFP nauwelijks begonnen met een algemene voedselverdeling in de hergroeperingszones.In grote delen van Bié, Moxico, Huambo en andere provincies schiet de algemene voedselverdeling schromelijk te kort, en in Malange, Huilaz en op andere plaatsen werd ze zelfs verminderd.
"Na 27 jaar oorlog zouden de Angolezen zich moeten kunnen bezighouden met hun toekomst zonder te hoeven vechten tegen hongersnood en verschrikkelijke sterftecijfers. Deze week hielp ik bij de controle en organisatie van de vrachtwagens, die de meest ernstig ondervoede kinderen naar ons voedingscentrum in Bailundo bracht. Het is onmogelijk om hier getuige van te zijn en niet onmiddellijk de ernst van deze crisis in te zien. Eén uitbraak van een epidemie van mazelen of shigella zou duizenden van deze mensen, die reeds verzwakt zijn door ondervoeding, doen bezwijken," zegt dr. Morten Rostrup, die de voorbije week naar Caala, Bunjei en Bailundo reisde. "Het was shockerend om de enorme behoeften te zien, en toch vast te stellen dat de voedselverdeling in de zones die weer toegankelijk zijn toch slechts sporadisch of zelfs helemaal niet gebeurt. Indien de Angolese autoriteiten, de Verenigde Naties - en WFP in het bijzonder - en ook de donorlanden en de diplomatieke gemeenschap niet meteen maatregelen treffen om de noodhulpprogramma's op te voeren, zal een half miljoen mensen mogelijk sterven van honger, uitputting en ziekte. We hebben in het verleden de Angolese bevolking reeds in de steek gelaten, we moeten vermijden dat dit opnieuw zou gebeuren, zeker nu dat er vrede is en we de kans hebben hen hulp te verlenen."
AZG werkt in Angola sinds 1983. Momenteel zijn er voor de organisatie meer dan 160 internationale en 2000 nationale hulpverleners actief in 11 van de 18 provincies van het land. Het gaat om de grootste noodinterventie van AZG wereldwijd op dit moment.