AZG-team in Dungu drie dagen na de aanvallen
Drie dagen na de aanval van de rebellen van het Lord Resistance Army (LRA), kwam een AZG-team ter plaatse met een arts, een logistiek medewerker en het hoofd van de urgentieoperaties in Ituri en Boven-Uele. Het team probeerde de gevolgen van de aanval te evalueren en de dringendste noden vast te stellen. Het onderzocht ook of veilig genoeg was voor AZG om hier oopnieuw snel aan het werk te gaan.
Alle organisaties in Dungu, inclusief AZG, beslisten vorige zaterdag, tijdens de aanval van de LRA-rebellen, om de stad te verlaten. De onzekerheid was zo groot dat bewoners en humanitaire werkers van oordeel waren dat hun veiligheid niet langer gewaarborgd was.
Verlaten stad
Toen het eenmotorige vliegtuigje van Mission Aviation Fellowship’s landde op de kleine met gras begroeide landingsbaan van Piloten Zonder Grenzen in het zuidelijk deel van de stad, stelde het team van AZG onmiddellijk vast dat het gebied nagenoeg volledig verlaten was. “Overdag komen sommige bewoners terug naar hun huizen om wat spullen op te halen. Maar ’s nachts verschuilt iedereen zich in de bossen uit schrik voor de rebellen,” vertelt de lokale PZG-verantwoordelijke.
De gewelddadige reputatie van Oegandese ex-rebellen boezemt overal angst in. Een jongeman die we ontmoetten nabij het Purveyor-gebouw vertelt met een trillende stem over de verschrikkelijke nacht: “We waren met ongeveer twintig samengekomen in ons huis en dachten dat de deuren voldoende stevig zouden zijn. Toen hoorden we vlakbij schoten en er arriveerden gewapende mannen die op de deur bonkten. Ik heb dan opengedaan. Ze waren met z’n drieën. Eén van hen ervan had munitiegordels voor machinegeweren om zich heen, de ander droeg een raketlanceerder. Ze zeiden niets. Gelukkig arriveerde de FARDC (de strijdkrachten van de Congolese overheid) en sloegen de mannen op de vlucht.”
‘s Ochtends besliste de hele groep naar het zuiden te trekken, waar ze samenkwamen met duizenden anderen die in paniek de stad waren ontvlucht. In Dungu en omgeving wonen in een normale periode niet minder dan 50.000 inwoners.
Het bezoek aan het algemene regionale ziekenhuis van Dungu geeft een goed beeld van de algemene situatie van de bevolking. Het gebouw is vandaag nagenoeg volledig verlaten. Van het personeel blijven er nog slechts twee verpleegkundigen, een apotheker en een dokter over. De enige verpleegster die bij ons bezoek aanwezig is, weigert om bang te zijn. “Daarvoor is het te laat,” zegt ze geïrriteerd. “Het is achter de rug. Ze zijn weg... enfin, dat hopen we.”
Momenteel staat ze alleen in voor de verzorging van zeven patiënten, van wie er geen enkele kan verplaatst worden. Eén van hen is een jongeman die een week eerder geopereerd werd voor appendicitis. Een andere patiënte is een vrouw die de nacht tevoren met een keizersnede beviel. De dokter voerde de keizersnede uit ondanks de omstandigheden.
Hoeveel slachtoffers de recente conflicten maakten, is voorlopig niet duidelijk. Vast staat dat één burger doodgeschoten werd. Over de verliezen bij de militairen en de rebellen heerst onduidelijkheid. Er werden geen gewonden naar het burgerlijke gedeelte van het ziekenhuis gebracht, maar er verblijven er wel enkele in het voor de militairen voorbehouden gedeelte.
Om de leefomstandigheden van de vluchtende bevolking te evalueren, beslist het team hen op te zoeken ten zuiden van de stad. De bij de evacuatie achtergelaten pick-up wordt snel geladen met een urgentiekit. Het team vertrekt richting Ndedu, over het pad dat de weg naar Rungu kruist en dan naar Isiro, de grootste stad in het gebied. Isiro is 210 km verwijderd, maar het duurt twee dagen om het met een 4x4 te bereiken. Minder dan 10 km op weg, in Makolongulu, bereikt het team de eerste samenstroming van mensen bij een kerk en de school van Nadogolo. Verscheidene honderden mensen schuilen er in grote strohutten. Volgens Jean Bosco, de teamgids en een voormalige AZG-medewerker, zijn er in de regio 8 à 10 vluchtelingengroepen van dezelfde omvang te vinden.
Angst voor ontvoering
Het team ziet de verbazing op het gezicht van de mensen. Dit is de eerste keer dat ze bezoek krijgen sinds de aanval en de meesten zijn nog steeds in shock over wat ze de voorbije dagen meemaakten. De spanning is zichtbaar. “Niemand beschermde ons,” vertelt een vrouw. “De MONUC (de strijdmacht van de Verenigde Naties in Congo) deed niets om ons te helpen. We vragen ons af wat ze in hun kamp doen. We zijn dankbaar dat de ‘autodéfenses’ zo moedig waren.” De ‘autodéfenses’ zijn groepen die lokaal gevormd worden, maar nauwelijks uitgerust zijn. De Congolese militairen lijken gespaard van het publiek protest. Zij vochten en vooral, ze worden niet beschuldigd van misdaden en plunderingen.
Slachtoffers van de LRA hebben het meeste schrik van ontvoeringen van kinderen en jongeren. Met haar kind in de armen vertelt een jonge vrouw hoeveel geluk zij had om na twee dagen aan haar ontvoerders te kunnen ontsnappen. “We waren met ongeveer tien jonge mensen die gekidnapt waren in verschillende wijken. Op het moment dat we verzamelden, merkten we plots dat we alleen waren. Verscheidene andere slachtoffers en ik grepen onze kans en we kwamen naar hier, waar ik mijn zoon en mijn familie terugvond.”
Het kind heeft koorts en daarom toont ze het aan Narcisse Wega Kewkam, de dokter van het team. Bij zijn aankomst organiseerde hij meteen een kleine consultatiezone. Er werden een aantal snelle malariatests uitgevoerd, waarvan de helft positief bleekt. “Het is nog steeds regenseizoen, de nachten zijn koud en mensen hebben niets om zichzelf te beschermen. Ze riskeren niet alleen malaria, maar ook infecties van de luchtwegen. Deze mensen kunnen niet meer te lang alleen blijven zonder hulp van buitenaf, aldus Narcisse.
De noden beter inschatten
Het is bijna drie uur in de namiddag en het team weet dat de vliegtuigpiloot snel ongeduldig zal worden. Het is al tijd om terug te keren naar Bunia, dat anderhalf uur vliegen verder ligt.
Het team vliegt korte tijd later over het dak van het Purveyor. Minutenlang speuren ze de weg af naar het zuiden, op zoek naar groepen ontheemden. Tevergeefs. De mensen moeten wegblijven van de weg en ze zoeken dekking, voor het geval dat... “We hebben nu een beter zicht op de noden van de ontheemden, maar het blijft hoe dan ook moeilijk om die te kwantificeren,” zo legt Fred Meylan, hoofd van de noodinterventies, uit. “Het is duidelijk dat de noden zullen groeien als de situatie aanhoudt. We hebben nu voldoende informatie om te beslissen over de toekomst van onze interventie. Veiligheid blijft uiteraard een cruciale factor waarmee we rekening zullen moeten houden alvorens we kunnen terugkeren.” Dokter Narcisse is erg bezorgd wanneer hij Bunia verlaat: “Ik kon onmogelijk meer consultaties doen. Hoe sneller we terugkeren, hoe beter.”