AZG intervenieert bij immigranten gedumpt na uitzetting uit Spaanse enclaves
Medische teams van Artsen zonder Grenzen hebben afgelopen nacht een groep van ruim 500 Afrikaanse immigranten aangetroffen in de Marokkaanse woestijn. De immigranten waren eerder uit de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla uitgezet. Volgens de immigranten heeft de Marokkaanse politie hen in bussen en vrachtwagens naar het gebied bij de Algerijnse grens overgebracht en aan hun lot overgelaten.
De groep bevindt zich bij de plaats El Aouina-Souatar, 600 kilometer ten zuiden van de stad Oujda, in een dunbevolkt gebied. De mensen hebben geen water of voedsel. Artsen zonder Grenzen heeft tot nu toe 50 van hen behandeld. Een aantal van hen was gewond geraakt bij een poging over de grenshekken rond Ceuta en Melilla te klimmen. Anderen hadden verwondingen die te wijten waren aan rubber kogels en slagen met knuppels. Dit toont aan dat de mensen slachtoffer zijn geworden van Spaans en Marokkaans politiegeweld.
Coördinator van de hulpoperatie in zuidelijk Marokko Javier Gabaldón veroordeelt “de uitzetting en het aan hun lot overlaten van deze immigranten in een gebied waar ze geen water of voedsel hebben en waar ze geen medische en humanitaire hulp hebben. Daarbij komt nog dat velen van hen ziek of gewond zijn.”
Artsen zonder Grenzen richt zich vooral op de zorg aan de zwaksten in de groep: zwangere vrouwen, kinderen en gewonden. Zes ernstig gewonden zijn overgebracht naar een ziekenhuis van de dichtstbijzijnde stad.
Artsen zonder Grenzen zorgt ook voor drinkwater, voeding en kleding. Een zending met meer hulpmateriaal vanuit de Marokkaanse havenstad Tanger is in voorbereiding.
Het terugsturen van immigranten naar een land dat nauwelijks in staat is hun rechten te garanderen, is een schending van artikel 3 van de Conventie tegen Marteling en andere Wrede, Inhumane of Degraderende Behandelingen of Bestraffingen. De conventie is door zowel Spanje als Marokko ondertekend.