Geweld en geen toegang tot gezondheidszorg in Somalië
In 2009 kreeg de bevolking van Somalië weer te maken met geweld en droogte. Miljoenen mensen hebben dringend gezondheidszorg nodig, maar de enorme kloof tussen de noden en de humanitaire respons wordt steeds breder. Hulpverleners worden ontvoerd of vermoord, waardoor hulporganisaties minder hulp kunnen bieden. Het openbare gezondheidssysteem is bijna volledig in mekaar gestort.
Dit alles vond plaats ondanks een nieuw politiek momentum in het begin van het jaar, met de verkiezing van Sheikh Sharif Sheikh Ahmed als president. In de hoofdstad Mogadishu werd gevochten tussen regeringstroepen met de steun van de Afrikaanse Unie en de VN, en de oppositie. Het blijft onmogelijk om de preciese menselijke tol van het conflict te meten, maar zo’n 20 tot 25.000 mensen zijn omgekomen sinds 2007. Daarnaast zijn meer dan anderhalf miljoen mensen op de vlucht geslagen voor de nieuwe gevechten. Een team van Artsen Zonder Grenzen in het Daynile-ziekenhuis net buiten de hoofdstad behandelde meer dan 2400 oorlogsgewonden.
Het geweld beperkte zich echter niet tot de hoofdstad, want het chirurgisch team in Galcayo behandelde meer dan 320 slachtoffers tijdens het afgelopen jaar. “We voeren alle soorten operaties uit, maar ruwweg de helft van onze patiënten zijn oorlogsgewonden”, zegt chirurg Dr. Maslah. In 2009 braken nieuwe gevechten uit in Guri El en Dhusa Mareb in het centrum van het land, waardoor duizenden burger hun huizen moesten ontvluchten. Artsen Zonder Grenzen zorgde voor drinkbaar water en medische zorgen voor de ontheemden in de regio.
De impact van zoveel geweld en onveiligheid leidt tot een totaal gebrek aan toegang tot levensreddende medische zorgen in heel het land. Hulp bieden werd nog moeilijker nadat twee hulpverleners van Artsen Zonder Grenzen werden ontvoerd in Huddur, Bakool. Daardoor moest het grootste gezondheidscentrum van zuidelijk Somalië worden gesloten. In juni stierf een medewerker in een explosie in Belet Weyne, Hiraan. In juli dwong de onveiligheid Artsen Zonder Grenzen voor het eerst in 17 jaar om haar activiteiten in het pediatrisch ziekenhuis in noordelijk Mogadishu stop te zetten.
Het gebrek aan gekwalificeerd medisch personeel in Somalië is een grote uitdaging. In december 2008 was er een straaltje hoop toen 20 artsen afstudeerden van de Benadir universiteit in Mogadishu – de eerste klas sinds 20 jaar. De volgende afstudeerceremonie, op 3 december 2009 was minder hoopvol. De meeste afgestudeerden kwamen om bij een bomaanslag.
Het gebrek aan gratis medische zorg komt bovenop de chronische armoede en ernstige droogte. Gezondheidsindicatoren in Somalië behoren tot de laagste ter wereld op het vlak van moedersterfte, ondervoeding en toegang tot gezondheidszorg. Volgens de Wereldgezondheidsorganisaties loopt één op tien vrouwen het risico om te sterven tijdens haar zwangerschap of bevalling. Eén kind op vijf in acuut ondervoed.
Artsen Zonder Grenzen werkt met 1400 Somalische medewerkers, die ondersteund worden door een team in Nairobi, Kenia. Patiënten leggen soms vele kilometers af om een ziekenhuis te bereiken. Anderen lijden in stilte aan makkelijk te voorkomen ziektes als mazelen. Artsen Zonder Grenzen behandelde 403 patiënten voor complicaties bij mazelen in Guri El, Galgaduud. Een massale vaccinatiecampagne was voorzien, maar is niet kunnen doorgaan omwille van de onveiligheid. Artsen Zonder Grenzen kon 3000 kinderen inenten tegen mazelen in Hawa Abdi.
Droogte veroorzaakte een voedselcrisis in Galcayo en omliggende gebieden. Artsen Zonder Grenzen had 1300 ernstig ondervoede kinderen in behandeling half december.
Tienduizenden Somali’s blijven vluchten naar Djibouti, Kenia en Jemen. Artsen Zonder Grenzen helpt vluchtelingen in die drie landen, op Malta en tot voor kort in Italië. In Noord-Kenia zochten 270.000 nieuwe Somalische vluchtelingen toevlucht rond het overbevolkte vluchtelingenkamp in Dadaab.