Sociale media

  • NL
Open the menu

Een dag in het medisch centrum van een vluchtelingenkamp


Koorts, malaria, ondervoeding, open wonden, maar ook pasgeboren baby’s...het is zomaar een dag in een medisch centrum in een Burundees vluchtelingenkamp. Hoe ziet zo’n centrum eruit, wie zijn de mensen die hier werken en wat doen ze op een dag?

Het medisch centrum van Artsen Zonder Grenzen in het Musasa-kamp in het noorden van Burundi bestaat uit semi-permanente barakken, gemaakt van bomen uit de omgeving en gigantische stukken wit plastic zeil. Houten palen stutten het geheel en vormen het raamwerk waarover zeil is gespannen om muren en afscheidingen te maken. Rond het medisch centrum zijn greppels gegraven om het regenwater te weren in het regenseizoen. Burundi kent er zelfs twee: acht van de twaalf maanden regent het hevig.
Vanwege veiligheidsmaatregelen mag het AZG-team alleen van negen uur ‘s ochtends tot half vijf ’s middags in het kamp zijn. Het centrum heeft echter geen deuren die op slot kunnen; elke avond stopt het team daarom medicijnen, voorraden en formulieren in dozen en metalen kisten en bergt die op in een manshoge container. Elke ochtend wordt alles weer teruggedragen, uitgepakt, gesorteerd en klaargezet.
Start van de dag
Negen uur ‘s ochtends: het team komt na een uur rijden vanaf de basis, onderweg Burundese teamleden oppikkend, aan in het kamp. Het eerste wat Carole Mulachie, een Franse verpleegster en medisch teamleider, doet, is kijken hoe het gaat met de mensen die de nacht hebben doorgebracht in de verpleegkamer. ‘Ça va?’ vraagt ze, ze knikken: ‘Ça va’. De dienstdoende verpleegkundige vertelt dat ze het goed maken, één man moet nog een nacht blijven. Dan houdt het team van buitenlandse, Burundese en Rwandese medewerkers een kort overleg. Carole verdeelt de taken voor vandaag. Ze wijst toe wie de patiënten onderzoekt, wie de apotheek runt, de verpleegeenheid, de bevallingskamer en de zwangerschapszorg doet. Door te wisselen, ontwikkelt iedereen diverse vaardigheden en blijven ze gemotiveerd.
Eerste selectie
Op haar weg naar de centrale wachtruimte, stopt Carole bij de bevallingskamer. Een grote glimlach verschijnt op haar gezicht als ze de twee pasgeboren kindjes ziet, één baby’tje is die nacht geboren, het andere vroeg in de ochtend. Nog een vrouw zit midden in haar weeën. Dan gaat ze naar de grote wachtruimte voor een eerste selectieronde. Alle patiënten worden bij binnenkomst doorgelicht om te bepalen wie het dringendst medische zorg nodig heeft. Twee Burundese verpleegkundigen hebben de mensen in twee groepen ingedeeld: kinderen links, volwassenen rechts.
Koorts en ondervoeding
Alle kinderen worden gecontroleerd op koorts, wat hier meestal duidt op malaria en ondervoeding. Carole en Zelda Goad, een Engelse verpleegster die binnenkort Carole zal vervangen, onderzoeken welke kinderen koorts hebben en verwijzen hen naar bankjes in een naastgelegen ruimte, waar ze koortswerende medicijnen zullen ontvangen. Een verpleegkundige lost paracetamol op in een lepel met warm water en voedt die aan de kinderen. Dan gaan ze door naar een tussenruimte waar Egide Mdayisaba hen zal onderzoeken op malaria met een test die binnen 15 minuten uitsluitsel geeft, zodat ze, indien nodig, direct met de behandeling kunnen starten.
Malariatest
Snel trekt hij wat hij nodig heeft uit dozen die voor hem op tafel staan. Al het materiaal is steriel in cellofaan verpakt. Eerst maakt Egide de vinger van de baby, die op haar moeders schoot zit, schoon met een in ontsmettingsvloeistof gedrenkt doekje. Dan pakt hij een naald en prikt kort in haar vinger. Met een dun stokje veegt hij een druppel bloed op en laat die in een rond vakje in de witte kunststof houder vallen. Dan voegt hij zes druppels reactievloeistof toe. Nu nog vijftien minuten wachten op de uitslag: Egide vraagt de moeder te wachten op de bankjes links van hem. Daar zitten de patiënten die wachten op hun uitslag, rechts de mensen die nog een test moeten doen. Zo weet iedereen wie al geweest is en wie nog moet.
Huilende baby’s
Kinderen die ondervoed kunnen zijn, worden gewogen en gemeten. Voorzichtig hijst een moeder haar baby in een zwarte canvas zak, de beentjes steken door de gaten onderin naar buiten. Het lange hengsel gaat over een grote haak aan een weegschaal die aan een houten balk hangt. Jean-Marie Ndikumwami noteert het gewicht op een kaart. Hij fronst. Vlug pakt hij een felgekleurd papieren bandje uit zijn zak. Met dit MUAC-bandje kan hij de bovenarm van een kind opmeten. Gekleurde vakken geven aan of, en hoe ernstig, een kind ondervoed is. De ondervoedingsmeter wijst bij dit kleine meisje de oranje kleur aan, wat betekent dat zij matig ondervoed is. Jean-Marie loopt weg om Carole om advies te vragen. Oranje kan betekenen dat het kind naar een voedingscentrum buiten het kamp moet. Op de achtergrond klinkt voortdurend het geluid van huilende baby’s.
Wonden
Volwassenen hebben meer uiteenlopende aandoeningen, en worden daarom een voor een onderzocht. Na hun consult, kunnen ze hun – gratis - medicijnen ophalen in de kleine apotheek van het centrum. In een open ruimte buiten wachten mensen voor “la petite chirurgie”, de verbandkamer. Velen hebben open wonden die begonnen met een jeukerige huid – wat komt door de slechte levensomstandigheden. Als ze gaan krabben, ontstaat een wond die geïnfecteerd raakt. Vaak proberen ze het zelf met een lap stof te verbinden, maar meestal maakt dat de zaak erger. Anderen hebben aandoeningen waarbij het verband vaak verschoond moet worden. Vandaag is de verbandkamer het domein van twee mannelijke verpleegkundigen.
Bijtende pijn
Emmanuelle Nahimana, een Burundese verpleger, buigt zich over een tien jaar oude jongen met een grote wond op zijn scheenbeen. De jongen heeft zijn bovenste huidlaag opengekrabd, de roze onderhuid ligt open. Emmanuelle moet telkens zijn handen wegduwen om hem ervan te weerhouden door te krabben. Als Emmanuelle de wond schoonmaakt met antiseptische vloeistof, trekt de jongen het colbert dat hij als bovenkleding draagt, over zijn hoofd. Hij krimpt ineen, de vloeistof bijt. Tranen springen in zijn ogen. De verpleegkundige houdt zijn hoofd scheef: ‘Het is voorbij, ik ga je nu verbinden. Maar niet meer krabben, afgesproken?’
Geraakt door een granaat
In een van de spreekkamers is een Burundese vrouw er duidelijk ernstig aan toe. Haar benen zijn bedekt met bloed, ze beeft en huilt, ze kan nauwelijks zitten. Snel leggen Carole en Zelda haar op een draagberrie en brengen haar naar een andere kamer waar ze haar troosten en verzorgen. Als de vrouw wat is bijgekomen, gaat Prosper Ndumuraro, de assistent van de landverantwoordelijke van Artsen Zonder Grenzen, bij haar zitten om haar te vragen wat er gebeurd is. Ze vertelt Prosper hoe mannen ’s nachts haar huis binnendrongen, haar man met messen en machetes neerstaken en een granaat in huis lieten ontploffen. Daarna gooiden ze een granaat door het slaapkamerraam. Ze hielden een mes tegen haar nek en vroegen om geld. Ze gaf hen wat ze kon vinden.
Haar man is dood, haar zoon raakte gewond maar wist te ontsnappen. Hij wordt nu ook in het centrum verzorgd. Prosper vult een traumarapport in; hiermee worden dit soort gewelddadige incidenten geregistreerd en hebben patiënten een medisch bewijsstuk van hun verwondingen voor als ze juridische stappen willen nemen. Het vastleggen van dit soort geweldszaken is ook van essentieel belang voor Artsen Zonder Grenzen. Deze verhalen maken het menselijk lijden dat geweld veroorzaakt, zichtbaar. Ze kunnen gebruikt worden voor het optreden als pleitbezorger voor deze mensen, om anderen te laten weten wat zij meemaken.
Dodelijke malaria
Ondertussen vertelt een andere verpleegkundige Carole over een negenjarig meisje dat in comateuse toestand is binnengekomen: een vergevorderd stadium van malaria. Na twintig minuten is ze overleden. Carole schudt haar hoofd, droevig zegt ze: ‘Soms wachten ze te lang. Ze hebben geen vervoer of geen geld, of ze kunnen hun huis niet verlaten omdat ze hun akker moeten bewerken. Haar moeder had nu buren weten in te schakelen om haar te helpen, maar het was al te laat.’ Een verpleger loopt door de open ruimtes in het centrum waar mensen wachten. Met een luide stem vertelt hij over malaria, de symptomen waar je op moeten letten en wat je moet doen als koorts zijn intrede doet. Het is nog niet eens elf uur.
Tweede en derde ronde
Patiënten die een paar dagen in de gaten moeten worden gehouden, gaan naar een verpleegkamer. Ineke Swaans, de Nederlandse projectleidster van het medisch centrum, zal patiënten die meer gespecialiseerde hulp nodig hebben met een ambulance naar een nabijgelegen ziekenhuis overbrengen. Intussen blijven nieuwe patiënten binnenkomen terwijl anderen worden behandeld of centrum verlaten. De wachtruimte blijft de hele dag vol, dag na dag. In de komende paar uren zullen Carole en Zelda de selectie nog twee keer herhalen en bepalen wie het meest dringend medische zorg nodig heeft en wie nog kan wachten. Aan het einde van de dag zullen zo’n 350 patiënten zijn behandeld.
In het Musasa-kamp in Burundi verblijven ongeveer 15.000 Rwandezen die hun land zijn ontvlucht. Hier runt Artsen Zonder Grenzen een medisch centrum waar zowel Rwandezen als Burundezen uit het omliggend gebied de nodige medische zorg kunnen krijgen. Het team van AZG bestaat uit twee buitenlandse en 65 Burundese en Rwandese medewerkers, samen behandelen zij 350 tot 600 patiënten per dag. Door hun overhaaste vlucht en de primitieve levensomstandigheden in het vluchtelingenkamp, zijn ontstekingen van de luchtwegen (van verkoudheid tot longontsteking) de meest voorkomende aandoeningen onder de Rwandezen. De plaatselijke bevolking lijdt vooral aan malaria, een van de grootste doodsoorzaken in Burundi.