Ebola: de strijd tegen een ongeneeslijke en dodelijke ziekte
De voorbije twee maanden heeft AZG een epidemie van het dodelijke Ebola-virus bestreden in het district Mbomo, een plattelandsgebied in het noorden van Congo-Brazzaville. De epidemie is momenteel aan het luwen, maar heeft in totaal 29 dodelijke slachtoffers gemaakt; slechts twee of drie patiënten zijn, voorzover bekend, hersteld. Het ministerie van Volksgezondheid had nog een aantal bijkomende “verdachte” gevallen ontdekt, maar die hebben wellicht nooit Ebola gehad.
Het eerste sterfgeval bij de recente uitbraak deed zich voor op 16 oktober. Het gaat om de derde Ebola-epidemie in Congo in evenveel jaar. De ziekte breekt uit kort na de start van het lange regenseizoen, dat begint eind september. De epidemie van 2001/2002 eiste minstens 43 mensenlevens in Congo en nog meer in Gabon, waar ze vermoedelijk ontstond. Bij de epidemie het jaar daarop stierven 128 mensen, bijna 90% van alle besmette personen. Aangezien Ebola momenteel dezelfde regio teistert bij het begin van het derde opeenvolgende regenseizoen, mogen we ervan uitgaan dat de ziekte endemisch is in dit deel van Congo-Brazzavil
Ongeneeslijk
Ebola is momenteel nog ongeneeslijk. De ziekte dook voor het eerst op in 1976, in het noorden van het toenmalige Zaïre, langs de oevers van de Ebola-rivier. De ziekteverwekker en het reservoir staan nog altijd niet definitief vast, ook al is er een theorie die stelt dat het virus overgebracht wordt door apen. Er wordt aangenomen dat de huidige epidemie uitbrak nadat jagers in het dorp twee apen opaten vóór ze op jacht gingen. Zodra het virus uitbreekt, wordt het gemakkelijk verspreid van persoon op persoon via bloed en lichaamsvocht, bijvoorbeeld via een wonde of een kras op de huid, via hand-tot-mondcontact of door een injectie met een onsteriele naald. Het kan ook overgebracht worden via seksueel contact.
Toen de epidemie bekend raakte, stuurde AZG een team dat op 19 november aankwam in Mbomo en meteen aan het werk ging. Algauw bleek dat er dringend nood was aan materiaal voor de isolatie en de behandeling van de patiënten. Ondanks twee vorige epidemieën beschikte noch het ministerie van Volksgezondheid noch de Wereldgezondheidsorganisatie over vitale voorraden (hoewel ze in april 2003 een volledige Ebola-kit kochten bij AZG). Vandaar dat AZG op 25 november essentieel isolatiemateriaal en sanitair overvloog van Brazzaville naar de landingsstrook van het Odzala nationaal park, zo’n 30 kilometer van Mbomo.
Quarantaine
Het ziekenhuis in Mbomo bestaat uit een reeks vervallen gebouwen waarvan de funderingen langzaam aan het wegrotten zijn door de overvloedige tropische regen. Volgens de lokale bevolking werkt de waterpomp al zeven jaar niet meer. Het personeel en de plaatselijke gezondheidsvrijwilligers proberen het complex zo goed en zo kwaad als het gaat te onderhouden, in de hoop dat de Congolese regering na bijna twintig jaar van complete verwaarlozing opnieuw zal investeren in het gezondheidssysteem van de regio.
AZG nam één gebouw in gebruik als quarantaine-eenheid, waar de patiënten worden verzorgd. Zo’n eenheid is essentieel om hun familieleden en de rest van de gemeenschap te beschermen tegen deze dodelijke besmettelijke ziekte. Uiteraard zijn zulke faciliteiten ook van cruciaal belang om de gezondheidswerkers te beschermen. Meer dan palliatieve zorg kan er echter niet geboden worden, want het gaat bij deze epidemie om een bijzonder krachtige virusstam (de Zaïre-stam) met een sterftecijfer van 90%. Op die manier krijgen de patiënten toch nog een beetje menselijke waardigheid.
In Mbomo is het belangrijkste deel van het quarantainecomplex de tent bij de ingang. Het is opgesplitst in twee afzonderlijke gangen die respectievelijk de ingang en de uitgang vormen. Rechts bevindt zich de ingang, met toiletmateriaal, banken en een spiegel. Hier moeten de mensen een dubbele laag beschermingskledij aantrekken, een moeizaam maar uiterst belangrijk procédé. De AZG-arts en twee vrijwilligers van het Rode Kruis helpen en controleren elkaar daarbij. De uitgang van de tent en de volledige ruimte binnen het rode en witte lint is de “vuile” zone. Een andere Rode Kruis-vrijwilliger in beschermingsuitrusting spuit een chlooroplossing op alle besmette oppervlakken. Hij moet er ook op toezien dat alleen personen die rechtstreeks belast zijn met de patiëntenzorg of de veiligheid van het personeel toegang krijgen tot de vuile zone. Dat levert echter naar eigen zeggen geen problemen op.
In de vuile zone maar buiten het gebouw behandelen de wasassistent en een andere hygiënemedewerker de afgedankte beschermingskledij van het medisch personeel. Dit werk lijkt wel eindeloos: er zijn drie dubbele kledingsets die eerst moeten worden bespoten met chloor, vervolgens gewassen met chloor en dan gedroogd telkens als iemand de eenheid binnenkomt. Dat komt omdat, voor de veiligheid van al het personeel, de dokter altijd twee volledig beschermde assistenten nodig heeft binnen de quarantaineafdeling. Bij het verlaten van de ruimte moeten ze hun schoenen ontsmetten in bakken met een sterke chlooroplossing en bespuit de hygiënemedewerker hen met chloor. In de andere helft van de tent moeten ze zich langzaam uitkleden en hun wegwerphandschoenen, maskers en hoofddeksels deponeren in afvalzakken, die de hygiënemedewerker vervolgens grondig bespuit, verzegelt en verbrandt. Gezien de vochtige hitte is zich aan- en uitkleden bijzonder vermoeiend. Ook de extreme waakzaamheid kan mentaal zeer belastend zijn, vooral bij het uitkleden en het behandelen van mogelijk besmet materiaal.
Het AZG-team op het terrein werkte samen met plaatselijke vrijwilligers van het Congolese Rode Kruis die zichzelf aanboden: verplegend personeel, sanitaire werkers, het verbrandingsteam, koks en algemene assistenten. Hun werk was essentieel om de epidemie te kunnen beheersen.
Openlijke vijandigheid
De mensen in Mbomo weten weinig af van de ziekte. Toch zijn de relaties met de plaatselijke bevolking sterk verbeterd sinds de eerste Ebola-epidemie in 2001. Toen kregen de teams zowel in Gabon als in Congo immers af te rekenen met openlijke vijandigheid, want de lokale bevolking was ervan overtuigd dat de mensen in beschermingskledij de patiënten de dood injoegen. Vandaag kunnen we de patiënten isoleren, hebben we beschermingshandschoenen en -kledij gegeven aan de gezondheidswerkers en hebben we de waterpomp van het ziekenhuis hersteld.
Intussen zijn de mensen in Mbomo eraan gewoon geraakt dat er langs de modderige en hobbelige wegen voortdurend jeeps af en aan rijden. Ze zijn er zich niet van bewust dat de arts-patiëntratio hier wellicht het hoogst is van heel Congo. Toch zit de epidemie momenteel in haar eindfase, en de werkers van het ministerie van Volksgezondheid vertrekken terug naar Brazzaville, om er hun relatieve levenscomfort terug te vinden. De bevolking van Mbomo is echter nog lang niet aan het einde van haar lijden, want de Congolese regering heeft niet de minste belangstelling voor algemene gezondheidszorg.