Médias sociaux

Open the menu

Vechten tegen ebola én stigmatisering


Werken in een ebolakliniek is zwaar. Nog zwaarder wordt het als je buren en vrienden niet meer met je willen praten omdat je dat werk doet. Jackson Naimah, arts-assistent in Liberia, vertelt.

© Adolphos Nawolo/AZG
© Adolphos Nawolo/AZG

Mijn vrouw en ik leven een eenzaam bestaan.

Onze buren verbieden hun kinderen om met onze kinderen te spelen – ons huis is een ‘no go zone’ geworden.

Sommige buren weigeren zelfs om nog met mij of mijn vrouw te spreken. We leven geïsoleerd, alleen maar omdat we allebei gezondheidswerkers zijn.

Ik werk als arts-assistent in de ebolakliniek van Artsen Zonder Grenzen in Paynesville, een buitenwijk van hoofdstad Monrovia. Mijn vrouw is verloskundige in het ziekenhuis. Mensen beschuldigen ons. Ze zeggen dat we het virus bij ons dragen. Als we écht besmet raken, zullen ze dan juichen en blij zijn als we dood zijn?

Vechten met hart én hoofd

Ik heb een neef en nicht verloren door ebola. Maar dat weerhield me er niet van om voor Artsen Zonder Grenzen te gaan werken en de strijd aan te gaan tegen het virus. Ik voelde me verplicht, als iemand met een medisch beroep, om al die getroffen, kwetsbare mensen te helpen. Dat is geen makkelijke opgave. We moeten altijd voorzichtig zijn, om te voorkomen dat we zelf slachtoffer worden. We gaan de strijd niet blind aan. We vechten met ons hart én met ons hoofd. Veiligheid aan de frontlinie komt neer op een continue alertheid en een strikte navolging van veiligheidsregels. Fouten mogen niet gemaakt worden.

Voelt als oneerlijke straf

Mijn familie begrijpt wat ik doe en steunt mij daarin. Maar veel buren en vrienden doen dat niet. Ze sluiten ons buiten. Daardoor vraag ik me soms af of ik voor of tegen deze maatschappij werk. Het werk zelf is hartverscheurend. Op het ene moment vier je dat een patiënt genezen is. Op het andere moment zie je dat er een patiënt in een lijkenzak wordt gedaan, iemand met wie je een paar uur eerder nog gesproken hebt.

Elke werkdag voelt als een emotionele aanslag. En je hoopt dan, dat als je daarna naar huis gaat, dat je een vriendelijk woordje kunt wisselen met je buren en kunt relaxen met je vrienden. In plaats daarvan word je genegeerd en stilgezwegen. Het voelt als een oneerlijke straf. De hulp die ik geef is ook voor hen, maar ze waarderen het niet. Ik kijk uit naar de dag waarop het voorbij is en de genezen patiënten me bedanken voor de bijdrage die ik heb kunnen leveren.

‘Dit is onze verantwoordelijkheid’

Enkele collega’s zijn gestopt met hun werk vanwege de stigmatisering. Maar ik zie het als een uitdaging. We kunnen de ebolaklinieken niet onbemand laten. Er zou dan niemand zijn om voor de patiënten te zorgen. Dit is onze verantwoordelijkheid. We hebben nog steeds hoop, we zijn trots op wat we doen en we blijven, te allen tijden, uiterst voorzichtig.