Burgers lijden onder geweld en verwaarlozing in Pakistan
Pakistan ging in heel 2009 ging gebukt onder hevig geweld, vooral in het noordwesten. Het conflict tussen het Pakistaanse leger en de gewapende oppositiegroepen in de Noordwestelijke Grensprovincie (NWFP) joeg meer dan 2 miljoen mensen op de vlucht.
Het oplaaiende geweld in de Swatvallei dwong Artsen zonder Grenzen in april om haar noodhulpoperaties daar op te schorten. We waren op dat moment de enige internationale organisatie met een permanent team in het ziekenhuis in de stad Mingora.
In februari waren al twee Pakistaanse medewerkers van Artsen zonder Grenzen – Riaz Ahmad en Nasar Ali – doodgeschoten terwijl ze in een duidelijk gemarkeerde ambulance gewonde burgers wilden ophalen.
In mei sloegen meer dan een miljoen mensen op de vlucht bij een offensief van het leger in Swat. Veel burgers zaten in de val tussen twee fronten. Ze hadden geen toegang tot voedsel, water of medische zorg.
De meeste vluchtelingen gingen naar andere gebieden in de NWFP en verbleven meestal bij gastgezinnen. Sommigen vonden onderdak in één van vele geïmproviseerde vluchtelingenkampen van de Pakistaanse regering.
Artsen zonder Grenzen zette kampen op voor duizenden mensen in Mardan en Lower Dir. Veel patiënten in Lower Dir hadden ernstige oorlogsverwondingen en veel mensen leden onder uitputting door de hitte en cholera.
Midden oktober viel het leger militanten aan in Zuid-Waziristan. Zo’n 300.000 mensen vluchtten naar het naburig district Dera Ismael Khan. De regering weigerde toegang te verlenen aan internationale medewerkers die hulp wilden bieden in de ziekenhuizen daar.
Op 9 december viel voor de tweede keer in zes maanden tijd een raket op het ziekenhuis in de stad Sadda in de regio Kurram. Artsen zonder Grenzen riep alle strijdende partijen op de veiligheid van het ziekenhuis te respecteren.
Vanwege haar neutraliteit financiert Artsen zonder Grenzen haar projecten in Pakistan volledig uit publieksdonaties.